H2 -K4 Paragraf E: Grammatik A: zwakke werkwoorden

H2 - Woche 46 - Stunde 1
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H2 - Woche 46 - Stunde 1

Slide 1 - Diapositive

Planung

Wochenaufgaben checken 
(K3: Paragraf E: Grammatik)

Wiederholung: haben, sein

Grammatik: zwakke werkwoorden o.t.t. + selbständig arbeiten



Ziele

  • Je kunt de regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.




Prüfung H2duF Grammatik am 1. Dezember (week 48).


Slide 2 - Diapositive

haben, sein, werden
Je kent de onregelmatige werkwoorden:
  • haben: hebben
  • sein: zijn

De vormen van deze werkwoorden kan je niet volgens een vaste regel vervoegen en moet je goed leren! Gelukkig bestaan er ook werkwoorden waarbij je een regel kunt toepassen: de zwakke werkwoorden

Slide 3 - Diapositive

Anna .... noch in der Schule.
A
bist
B
hat
C
ist
D
hast

Slide 4 - Quiz

Ich ..mit meinen Noten zufrieden.
A
bist
B
bin
C
hast
D
habe

Slide 5 - Quiz

.... ihr morgen Mathe oder Englisch?
A
seid
B
haben
C
sind
D
habt

Slide 6 - Quiz

Max und Ilse .... (hebben) morgen eine Klassenarbeit.
timer
0:30

Slide 7 - Question ouverte

..... du 13 oder 14 Jahre alt?
timer
0:30

Slide 8 - Question ouverte

Jens ... immer gute Noten in Geschichte?
timer
0:30

Slide 9 - Question ouverte

Zwakke werkwoorden
...zijn regelmatig

...worden volgens een vast schema vervoegd

Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor. 

Slide 10 - Diapositive

Wat is een zwak werkwoord?

  • Wanneer je het werkwoord in de verleden tijd zet is er geen klinkerverandering.
    werk --> werkte
  • Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak

Slide 11 - Diapositive

Uitgangspunt = de stam
Als je een werkwoord vervoegt, heb je altijd de stam nodig!
In het Duits krijg je de stam door -en of -n (als er geen 'e' voor staat) van het werkwoord af te halen.

Voorbeelden:
  • machen > mach  
  • spielen > spiel  
  • radeln > radel

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld: machen (doen, maken)
Achter de stam van het werkwoord komt bij elk persoonlijk voornaamwoord een uitgang. 
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
mache              
machst 
mach
machen
macht
machen
machen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam + e
stam + st
stam + t
stam + en (heel ww)
stam + t
stam + en (heel ww)
stam + en (heel ww)
Achter de stam van het werkwoord komt bij elk persoonlijk voornaamwoord een vaste uitgang. 
regel: esttenten
voorbeeld: machen

Slide 13 - Diapositive

Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:

(FE)    E - ST - T - EN - T - EN

 

Slide 14 - Diapositive

Let op: stam op s-klank
Als de stam op een 's'-klank eindigt (s, ss, ß, x, z):

dan komt er bij du alleen een 't' achter de stam

(Anders zou je twee keer of vaker een 's' hebben staan)

Slide 15 - Diapositive

Voorbeelden stam op s-klank
machen
reisen
heißen
ich
mache
reise
heiße
du
machst
reist
heißt
er/sie/es
macht
reist
heißt
wir
machen
reisen
heißen
ihr
macht
reist
heißt
sie/Sie
machen
reisen
heißen

Slide 16 - Diapositive

Let op: stam op -d/-t of -men/-nen
Stam eindigt op -d of -t  òf stam eindigt op -men of -nen  
(regnen, öffnen, atmen, zeichnen, rechnen, begegnen)

=> du, er/sie/es, ihr  vorm krijgen een extra 'e' tussen stam en uitgang


Slide 17 - Diapositive

Voorbeelden stam -d/-t & -men/-nen
machen
antworten
reden
atmen
ich
mache
antworte
rede
atme
du
machst
antwortest
redest
atmest
er/sie/es
macht
antwortet
redet
atmet
wir
machen
antworten
reden
atmen
ihr
macht
antwortet
redet
atmet
sie/Sie
machen
antworten
reden
atmen

Slide 18 - Diapositive

Kapitel 4 - Grammatik (E)
Online machen: Paragraf E: Grammatik Aufgabe 18 - 23
Hilfsmittel: Buch Lernübersicht K4 (Seite 134)
Zeit: diese Stunde
Fertig (klaar) = 
  • 1. Verbeteren / afmaken Kapitel 3 Paragraf E: Grammatik 
  • 2. Slim Stampen: Overhoren Lernliste D-N  & N-D(80% of >)
Fragen: Melde dich bei der Lehrerin
timer
20:00

Slide 19 - Diapositive

Ziel erreicht?

Je kunt de regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage

nächste Stunde
Grammatik: wiederholen zwakke werkwoorden o.t.t.

Grammatik: voltooid deelwoord

Slide 21 - Diapositive

Wie heißen die Tagen der Woche auf Deutsch?

Slide 22 - Diapositive

der Stundenplan
Arbeite zu zweit. Stel om de beurt een vraag. De vrag wordt in in een volledige Duitse zin bentwoord met. in het antwoord zit: Zeit, Fach und Tag. 

Bespiel:
Frage: Wann hast du Deutsch?

Antwort:
Ich habe am Montag um fünf vor acht Deutsch. 
timer
5:00

Slide 23 - Diapositive