Hoofdstuk 3.3

• Scheikunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Rekenen met de massa balans en atoommodellen 

Wat gaan we doen vandaag?

Even herhalen wat we tot nu toe hebben gedaan (we hebben elkaar al zo lang niet gezien :( )

- atoom modellen 

- formatieve s.o reactievergelijkingen kloppend maken 

Aan het einde van de les kun je

- weet je waar een atoom uit op is gebouwd 

- kan je m.b.v het periodiek systeem het aantal elektronen protonen en neutronen geven van een atoom 

Tot nu toe gedaan

- Het periodiek systeem (+ aantal atomen geleerd)

- niet en wel ontleedbare stoffen (Au niet en NaCl wel)

- metaal en niet-metaal atomen

- 3 soorten stoffen (metaal + zout + moleculair + stroomgeleiding)

- systematische naamgeving

- reactievergelijkingen kloppend maken + schema's 

Atoommodellen

Atoommodellen

Beschrijven hoe een atoom eruit ziet als je heeeeel ver zou inzoomen

Atomen staan in het periodiek systeem

Atoommodel van Rutherford

Kern met protonen en neutronen

Elektronen in een wolk er omheen

Atoommodel van Rutherford

Kern bestaat uit protonen en neutronen

• Protonen zijn positief geladen
  
• Neutronen zijn neutraal
  

Om de kern zweven elektronen

• Elektronen wegen bijna niks (9,10938356(11) × 10⁻³¹ kg)
• Ze zijn negatief
  

Aantal protonen

Atoomnummer = aantal protonen

Voorbeeld:

- Waterstof heeft atoomnummer 1

- Waterstof  heeft dus 1 proton in de kern

Aantal neutronen 

Massagetal = protonen + neutronen

Massa proton en massa neutron = 1 u

Massa elektronen erg klein, telt niet op bij het massa getal

Aantal elektronen 

Aantal elektronen = Aantal protonen

• Atoom is neutraal, dus evenveel + als -

Aantal neutronen hoeft niet gelijk te zijn aan aantal protonen of elektronen

Atoommodel van Rutherford

Zuurstof heeft atoomnummer 8
Dus 8 protonen in de kern en 8 elektronen
De atoommassa is 16,0 u
Dus massagetal is 16

16 - 8 = 8 neutronen

Geef het aantal protonen, neutronen en elektronen van:

1. Natrium 

2. Koolstof

 

3. Ijzer (Fe)

Je hebt een kaartje met of een atoom of een aantal protonen/neutronen. Zoek de persoon met het kaartje dat daarbij matched. 

Als je elkaar hebt gevonden; ga samen in paragraaf 3.3 op zoek naar wat isotopen zijn en schrijf dit op + een voorbeeld van een isotoop en ion (8 min) 

Wat hebben we gevonden over isotopen en ionen? 

Isotopen

- Atoom met een ander aantal neutronen in de kern

- Beïnvloed de massa van het atoom (het aantal protonen blijft gelijk)

- notatie: Br-79 of Br-81 Dan weet je welke massa je moet nemen 

Staat dit er niet, dan gebruik je de massa uit je PS

Isotopen

Niet elk isotoop komt evenveel voor in de natuur

sommige maar 0,1% of 10%

Ze namen van alle atomen de gemiddelde massa = die staat in het periodiek systeem

Ionen

Geladen deeltjes

Als een atoom meer/minder elektronen heeft dan blijkt vanuit het PS krijgt het lading

minder e = + lading

meer e = - lading

bv O met 10 elektronen is O^2-

Geef het aantal p, n en e

1. Br-79

2. C-13

3. Mg²⁺

4. Cl-37 

5. Cl^-

Kies zelf 3 opdrachten uit pragraaf 3,3 (bladzijde 80 en 81) - 24, 25, 27, 28, 32,

+ oefenen voor s.o reactievergelijkingen