2hv toetsweek

U4 2HV les 1
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

U4 2HV les 1

Slide 1 - Diapositive

Leçon 1 mardi 13 juin
Objectifs:
  • Ik kan een FR/NL woordenboek gebruiken

Je hebt nodig: 
laptop (lessonUp), woordenboek FR/NL 

Programme:
  1. LessonUp 
  2. Quizlet, oefentoets (HW)
  3. Repetitie U4 bespreken
VRIJDAG = leesstrategieen + signaalwoorden + oefentoets

Slide 2 - Diapositive

Toetsweek :
Leestoets (VMBO KB)

6 teksten, 9 vragen 

Meerkeuze vragen + open vragen (antwoord in het NL!)

1 vraag in het Frans (dus leer vraagwoorden bijv. comment, quel, qui...), de rest in het NL


Je mag een woordenboek gebruiken, maar je hebt slechts 45 minuten. Dus probeer niet alle woorden op te zoeken --> je kan veel woorden raden








Slide 3 - Diapositive

Woorden raden
  • Ken je een gedeelte van het woord?
    vb. souligné = sous + ligne
    onder + lijn --> onderstreept
  • Lijkt het woord op een infinitief (hele werkwoord) dat je kent?
    vb. en marchant = marcher
    lopend --> lopen
  • Lijkt het woord op een andere taal?
       vb. une solution = lijkt op Engels
        solution --> oplossing                               


Slide 4 - Diapositive

trentaine
A
training
B
dertigtal
C
trend
D
transpiratie

Slide 5 - Quiz

illusion
A
plaatje
B
tekening
C
schijn
D
verdacht

Slide 6 - Quiz

copropriétaire
A
koper
B
mede-eigenaar
C
schoonmaakmiddel
D
bedrijf

Slide 7 - Quiz

Hoe is een woordenboek gestructureerd?
A
Op volgorde van thema.
B
Op alfabetische volgorde.

Slide 8 - Quiz

Welk woord kom je het éérst tegen in een woordenboek?
A
bambou
B
ballon
C
banc
D
bougie

Slide 9 - Quiz

In welke volgorde vind je de volgende woorden in een woordenboek?
menteur
mépris
mal
maçon
mari
moutarde
mirage
mutin

Slide 10 - Question de remorquage

Betekenis bepalen

Slide 11 - Diapositive

Zoekopdrachten 
Pak en FR/NL woordenboek, werk met je buur

Slide 12 - Diapositive

J'ai une grosse ampoule. Mes chaussures sont trop petites.


Hoe vertaal je "ampoule" in deze zin? Gebruik je woordenboek.

Slide 13 - Question ouverte

Attention 
Veel woorden hebben meerdere betekenissen, kies dus zorgvuldig welke vertaling het beste past --> context is belangrijk! 

Slide 14 - Diapositive

Basisvorm 

Vervoegde werkwoordsvormen vind je in het woordenboek onder het hele werkwoord (de infinitief)

Daarom is het belangrijk dat je de werkwoordstijd kunt herkennen en dat je de uitgangen van regelmatige werkwoorden kent. Op deze manier kun je de stam snel opzoeken in je woordenboek

Slide 15 - Diapositive

Infinitief / stam 

Vous mettez beaucoup de sucre.                              >   stam = 

Ils ont été tués par les produits toxiques                >   stam = 

Cette organisation lutte contre...                              >   stam = 

Ils épluchent les légumes.                                          >   stam = 

Slide 16 - Diapositive

Infinitief / stam 

Vous mettez beaucoup de sucre.                          >   stam = mett.re

Ils ont été tués par les produits toxiques            >   stam = tu.er

Cette organisation lutte contre...                          >   stam = lutt.er

Ils épluchent les légumes.                                     >   stam = épluch.er

Slide 17 - Diapositive

J'ai apporté un snack pour le voyage.


Hoe vertaal je "j'ai apporté" in deze zin? Gebruik je woordenboek en let op de werkwoordstijd.

Slide 18 - Question ouverte

Attention: basisvorm
  • werkwoorden -->  stam/infinitief 

  • Woorden in het meervoud vind je in het woordenboek onder het enkelvoud (let op uitzonderingen)
  • Bijvoegljk naamwoorden vind je onder het enkelvoud mannelijk (let op uitzonderingen)

Slide 19 - Diapositive

C'est une console super chère.


Hoe vertaal "chère" in deze zin? Let op, het is in het vrouwelijk in de zin

Slide 20 - Question ouverte

Ik kan een FR/NL woordenboek gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage

Ik weet wat voor toets ik zal krijgen voor Frans in de toetsweek
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage

Huiswerk voor vrijdag

  • Studeer de Quizlet lijsten (link in SOM in het HW voor vrijdag)

  • Ga naar examenblad.nl een bekijk een voorbeeld van een VMBO KB examen voor Frans

Slide 23 - Diapositive

U4 2HV les 1

Slide 24 - Diapositive

Leçon 2 (vendredi 16 juin) mardi 14 juin
Objectifs:
  • Ik weet waarom en hoe ik bepaalde leesstrategieën gebruik
  • Ik kan Frans signaalwoorden herkenen 

Je hebt nodig: 
laptop (lessonUp

Programme:
  1. LessonUp: signaalwoorden
  2. LessonUp: leesstrategiëen 
  3. Oefentoets

Slide 25 - Diapositive

Tips & tricks
Je hoeft niet alles te weten / te begrijpen om de vraag juist te kunnen beantwoorden.

Basis:
  • signaalwoorden herkennen & weten wat zij aangeven
  • in grote lijnen begrijpen waar de tekst over gaat
  • voorbeelden kunnen herkennen
  • meningen kunnen herkennen 


Een stapje verder:
  • type vragen herkennen
  • foute antwoorden herkennen
  • een grote woordenschat
  • analytisch kunnen denken 

Slide 26 - Diapositive

Binnenkort een leestoets! 
Dus we gaan extra oefenen met lezen...

Slide 27 - Diapositive

Hoofdgedachte:
WIE?

Slide 28 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAT?

Slide 29 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAAR?

Slide 30 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WANNEER?

Slide 31 - Question ouverte

Hoofdgedachte:
WAAROM en HOE?

Slide 32 - Question ouverte

Nu toch ook even een detailvraag: 
bekijk de foto en ...
...raad de betekenis van dénoncer

Slide 33 - Diapositive

Dénoncer
betekent:
A
plegen
B
ondergaan
C
duidelijk maken
D
verdedigen

Slide 34 - Quiz

Les connecteurs
signaalwoorden/ verbandwoorden/ verbindingswoorden/ structuurwoorden

Slide 35 - Diapositive

signaalwoorden (NL)

Slide 36 - Carte mentale

signaalwoorden (FA)

Slide 37 - Carte mentale

Waarom zou je signaalwoorden gebruiken?

Slide 38 - Question ouverte

Important! Signaalwoorden!
Handig om die te kennen, want ze geven structuur aan de tekst. De antwoorden op vragen over de tekst staan vaak in de buurt van de signaalwoorden.
Ze kunnen een reden aangeven, of een tegenstelling, een voorbeeld, een opsomming, een doel etc. 

Slide 39 - Diapositive

parce que
mais
pourtant
par exemple
si
par contre
donc
ensuite
bref
en plus
daarentegen
dus
bovendien
omdat
kortom
vervolgens
toch
bijvoorbeeld
maar
als

Slide 40 - Question de remorquage

Opsomming
Reden
Tegenstelling
Conclusie
car
mais
par contre
donc
en plus
au contraire
comme
ensuite
alors
d'abord
puis
parce que
bref
cependant

Slide 41 - Question de remorquage

Welk signaalwoord past?
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.
A
comme
B
donc
C
puis
D
mais

Slide 42 - Quiz

Welk signaalwoord past?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.
A
donc
B
par contre
C
puis
D
alors

Slide 43 - Quiz

Ik weet welke leesstrategie ik moet gebruiken, afhankelijk van mijn doel (bijvoorbeeld het vinden van de hoofdgedachte, het zoeken van informatie, enz.)
😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Sondage

Ik weet wat signaalwoorden zijn en ik kan een aantal Franse signaalwoorden herkennen
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Sondage

Waarvoor maakt de folder reclame? 

Slide 46 - Diapositive

Waarvoor maakt de folder reclame?
A
voor een bezoek aan Disneyland Parijs in de winter
B
voor een nieuw park in België dat op Disneyland lijkt
C
voor een tentoonstelling met Disneyfiguren gemaakt van ijs

Slide 47 - Quiz

Je wilt in de kerstvakantie naar de dierentuin Jardin zoologique Tropical.
Is de dierentuin dan geopend? 

Slide 48 - Diapositive

Je wilt in de kerstvakantie naar de dierentuin Jardin zoologique Tropical.
Is de dierentuin dan geopend?
A
Ja
B
Nee

Slide 49 - Quiz

Oefentoets
  • Ga naar examenblad.nl
  • Kies een van de KB examen voor Frans
  • Beantwoord een paar vragen en controleer je antwoorden (correctievoorschrift). Stel vragen als het nodig is.

Tip: als de vragen (bijlage) en teksten (opgaven) in twee verschillende documenten staan, open dan het ene document in het ene venster en het andere document in een ander venster 

Gebruik een woordenboek (NIET EEN ONLINE WOORDENBOEK OF GOOGLE TRANSLATE) en pas toe wat we deze week hebben geoefend :)

Slide 50 - Diapositive

MERDE!
Maar wist je het ook kunt gebruiken om iemand succes te wensen? De oorsprong van deze betekenis van merde komt uit de wereld van de amusement. Dit komt door de aanwezigheid van paardenmest voor de theaters aan het einde van de 19e eeuw. De toeschouwers die naar de show gaan, stapten in de uitwerpselen van de paarden en maakten het tapijt bij de ingang vies. Hoe viezer dit tapijt was, hoe meer toeschouwers er waren gekomen, en dus hoe succesvoller het theaterstuk was. Sindsdien wensten acteurs elkaar ‘merde’, wat dus hetzelfde is als ‘bonne chance’. Je kunt merde dus ook in een positieve context gebruiken.

Slide 51 - Diapositive