Geld

Geldrekenen
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Voortgezet speciaal onderwijsBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Geldrekenen

Slide 1 - Diapositive

hoeveel kost
een telefoon

Slide 2 - Carte mentale

hoeveel kost
een pen

Slide 3 - Carte mentale

hoeveel kosten
schoenen

Slide 4 - Carte mentale

schoenen

Slide 5 - Carte mentale

€10,20
€3,00
€1,35
€15,00
€7,15
€6,45
€2,50
€11,85
€1,50
€120,00

Slide 6 - Question de remorquage


Slide 7 - Question ouverte


Slide 8 - Question ouverte


Slide 9 - Question ouverte


Slide 10 - Question ouverte


Slide 11 - Question ouverte


Slide 12 - Question ouverte


Slide 13 - Question ouverte


Slide 14 - Question ouverte


Slide 15 - Question ouverte


Slide 16 - Question ouverte

€2,00 + €1,00 =

Slide 17 - Question ouverte

€5,00 + €3,00 =

Slide 18 - Question ouverte

€2,50 + €0,50 =

Slide 19 - Question ouverte

€1,50 + €1,50 =

Slide 20 - Question ouverte

€2,30 + €1,20 =

Slide 21 - Question ouverte

€1,70 + €2,10 =

Slide 22 - Question ouverte

€3,30 + €1,40 =

Slide 23 - Question ouverte

€5,10 + €3,40 =

Slide 24 - Question ouverte

€3,60 + €3,30 =

Slide 25 - Question ouverte

€1,10 + €1,05 =

Slide 26 - Question ouverte

Wat is juist geschreven?
A
Hij is me 24€ schuldig
B
Hij is me 24 EURO schuldig.
C
Hij is me €24 schuldig.
D
Hij is me 24EUR schuldig.

Slide 27 - Quiz

Ik moet 8 euro 42 cent betalen. Ik betaal met een briefje van 10 euro. Hoeveel krijg ik terug van de winkelier?

Slide 28 - Question ouverte

2 pennen kosten € 14.
Hoeveel kost 1 pen?

Slide 29 - Question ouverte

Stefanie moet voor haar mama naar de winkel. Ze heeft de volgende zaken nodig:
- Melk: €2
- Koekjes: €2
- Worst: €6
- Choco: €3
Stefanie krijgt van haar mama €20. Hoeveel gaat Stefanie terugkrijgen aan de kassa?

Slide 30 - Question ouverte