Hoofdstuk 8 werken achter de kassa les 3

Wat doe jij in de winkel?



Hoofdstuk 8
Werken achter de kassa.

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
Economie & HandelPraktijkonderwijsLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat doe jij in de winkel?



Hoofdstuk 8
Werken achter de kassa.

Slide 1 - Diapositive

Wat weet / kun jij aan het einde van deze les?
* Ik kan geldbedragen bij elkaar optellen
* Ik kan  geldbedragen afronden
* Ik kan uitrekenen hoeveel wisselgeld een klant terugkrijgt 

Slide 2 - Diapositive

€10,20
€3,00
€1,35
€15,00
€7,15
€6,45
€2,50
€11,85
€1,50
€120,00

Slide 3 - Question de remorquage

Welk bedrag ligt hier?

Slide 4 - Question ouverte

Welk bedrag ligt hier?

Slide 5 - Question ouverte

Welk bedrag ligt hier?

Slide 6 - Question ouverte

Welk bedrag ligt hier?

Slide 7 - Question ouverte

Welk bedrag ligt hier?

Slide 8 - Question ouverte

Welk bedrag ligt hier?

Slide 9 - Question ouverte

Welk bedrag ligt hier?

Slide 10 - Question ouverte

Welk bedrag ligt hier?

Slide 11 - Question ouverte

Welk bedrag ligt hier?

Slide 12 - Question ouverte

Welk bedrag ligt hier?

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Vidéo

Pak je wisbord
Schrijf het antwoord op je wisbord.

Draai het pas om als juf het zegt.

Houd je wisbord onder je kin.
Uitleg
Ik moet het getal afronden. 
0, 1 en 2 blijven 0. (5, 22 = 5, 20 euro)
3 en 4 worden 5. (5, 34 = 5, 35 euro)
6 en 7 worden 5. (5, 67 = 5, 65 euro)
8 en 9 worden 0 --> wel een hoger tiental. (5, 88 = 5,90 euro)
Schrijf het antwoord op de volgende dia.

Slide 15 - Diapositive

Schrijf hier het ANTWOORD van de vorige vraag op.

Slide 16 - Question ouverte

Pak je wisbord
Schrijf het antwoord op je wisbord.

Draai het pas om als juf het zegt.

Houd je wisbord onder je kin.
Uitleg
Ik moet het getal afronden. 
0, 1 en 2 blijven 0. (5, 22 = 5, 20 euro)
3 en 4 worden 5. (5, 34 = 5, 35 euro)
6 en 7 worden 5. (5, 67 = 5, 65 euro)
8 en 9 worden 0 --> wel een hoger tiental. (5, 88 = 5,90 euro)
Schrijf het antwoord op de volgende dia.

Slide 17 - Diapositive

Schrijf hier het ANTWOORD van de vorige vraag op.

Slide 18 - Question ouverte

Pak je wisbord
Schrijf het antwoord op je wisbord.

Draai het pas om als juf het zegt.

Houd je wisbord onder je kin.
Uitleg
Reken uit: hoeveel geld is het samen?

Dan moet ik het getal nog afronden. 
0, 1 en 2 blijven 0. (5, 22 = 5, 20 euro)
3 en 4 worden 5. (5, 34 = 5, 35 euro)
6 en 7 worden 5. (5, 67 = 5, 65 euro)
8 en 9 worden 0 --> wel een hoger tiental. (5, 88 = 5,90 euro)
Schrijf het antwoord op de volgende dia.

Slide 19 - Diapositive

Schrijf hier het ANTWOORD van de vorige vraag op.

Slide 20 - Question ouverte

Pak je wisbord
Schrijf het antwoord op je wisbord.

Draai het pas om als juf het zegt.

Houd je wisbord onder je kin.
Uitleg
Reken uit: hoeveel geld is het samen?

Dan moet ik het getal nog afronden. 
0, 1 en 2 blijven 0. (5, 22 = 5, 20 euro)
3 en 4 worden 5. (5, 34 = 5, 35 euro)
6 en 7 worden 5. (5, 67 = 5, 65 euro)
8 en 9 worden 0 --> wel een hoger tiental. (5, 88 = 5,90 euro)
Schrijf het antwoord op de volgende dia.

Slide 21 - Diapositive

Schrijf hier het ANTWOORD van de vorige vraag op.

Slide 22 - Question ouverte

Het is een warme dag. Meneer Mohnen trakteert onze groep op ijsjes. De ijsjes kosten samen 7 euro. Meneer Mohnen betaalt met 10 euro. Hoeveel krijgt hij terug?
A
2 euro
B
17 euro
C
3 euro
D
10,70 euro

Slide 23 - Quiz

Ik ga naar de Jumbo voor boodschappen.
De boodschappen kosten 15 euro.
Ik betaal met 30 euro.
Hoeveel krijg ik terug?
A
45 euro
B
15 euro
C
25 euro
D
5 euro

Slide 24 - Quiz

Groep V&D wil taart gaan maken.
Ze gaan naar de Jumbo.
Ze moeten € 6,50 voor de spullen.
De groep geeft 15 euro. Hoeveel krijgen ze terug?
A
8,50 euro
B
9,50 euro
C
21,50 euro
D
7,50 euro

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Vidéo

Ik koop een pen voor € 3,90
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 27 - Question ouverte

Ik koop een gum voor € 1,20
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 28 - Question ouverte

Ik koop een schrift voor € 4,50
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 29 - Question ouverte

Ik koop badslippers voor € 7,35
ik geef € 10,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 30 - Question ouverte

Ik koop een etui voor € 5,95
ik geef € 10,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 31 - Question ouverte

Je moet € 42,25 betalen.
Je geeft € 50,-
Hoeveel geld krijg je terug?
A
€ 17,75
B
€ 8,75
C
€ 18,75
D
€ 7,75

Slide 32 - Quiz

Je moet € 42,25 betalen.
Je geeft € 50,25.
Hoeveel geld krijg je terug?
A
€ 7,75
B
€ 8,-
C
€ 8,75
D
€ 7,-

Slide 33 - Quiz

Je moet € 65,30 betalen.
Je geeft € 80,-
Hoeveel geld krijg je terug?
A
€ 15,70
B
€ 14,30
C
€ 14,70
D
€ 25,70-

Slide 34 - Quiz

Je moet € 65,30 betalen.
Je geeft € 80,30.
Hoeveel geld krijg je terug?
A
€ 15,-
B
€ 15,30
C
€ 14,70
D
€ 25,-

Slide 35 - Quiz

Je moet € 6,40 afrekenen. Je geeft een briefje
van € 5,00 en een muntstuk van € 2,00.
De caissière geeft je 40 cent terug. Klopt dat?
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quiz

Je moet € 16,- betalen. Je geeft een briefje van € 20.
Je wilt graag een briefje wisselgeld terug.

Wat geef je erbij en wat krijg je dan terug?
A
Je geeft nog een muntstuk van € 2, en krijgt € 6,00 terug
B
Je geeft nog een muntstuk van € 1 en krijgt € 5,00 terug.
C
Je geeft nog een briefje van € 5 en krijgt € 10,00 terug.
D
Je krijgt al een briefje terug.

Slide 37 - Quiz