Woordenschat H5 | 1 KGT

Woordenschat H5
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat H5

Slide 1 - Diapositive

START


- weet je nog dat je de betekenis van moeilijke woorden soms kunt vinden door een bekend woorddeel te zoeken?



woordenschat

Slide 2 - Diapositive

WOORDENSCHAT

een bekend woorddeel


Een woord kan bestaan uit meer delen.

Bijvoorbeeld: 
huisdier = huis + dier

Slide 3 - Diapositive

WOORDENSCHAT

een bekend woorddeel


Als je weet wat de woorddelen betekenen, kun je zelf bedenken wat het hele woord betekent.

Bijvoorbeeld:
een huisdier is een dier voor in huis

Slide 4 - Diapositive

WOORDENSCHAT

een bekend woorddeel


Er zijn woorden met een stukje ervóór, 
dat is een voorvoegsel.


Dus:
onaardig betekent niet aardig
Bijvoorbeeld: het stukje on- betekent niet.

Slide 5 - Diapositive

WOORDENSCHAT

een bekend woorddeel


Er zijn woorden met een stukje erachter, 
dat is een achtervoegsel.


Dus:
geluidloos betekent zonder geluid
Bijvoorbeeld: het stukje -loos betekent zonder.

Slide 6 - Diapositive

Opdracht
Het voorvoegels on- betekent niet of zonder.

Geef bij de volgende woorden aan of het woord niet of zonder betekent.

Slide 7 - Diapositive

onbegrip
A
niet
B
zonder

Slide 8 - Quiz

onbelangrijk
A
niet
B
zonder

Slide 9 - Quiz

ongeluk
A
niet
B
zonder

Slide 10 - Quiz

ongezond
A
niet
B
zonder

Slide 11 - Quiz

onhandig
A
niet
B
zonder

Slide 12 - Quiz

onschuld
A
niet
B
zonder

Slide 13 - Quiz

onvolledig
A
niet
B
zonder

Slide 14 - Quiz

Opdracht
Lees wat deze achtervoegsels betekenen.




Maak van de volgende woorden 
een nieuw woord met een van 
de achtervoegsels.


-loos: zonder
-achtig: lijkt op, tamelijk veel
-aar: iemand die het doet
-waarts: die richting op
Voorbeeld: schilderen.
Een nieuw woord met -achtig is schilderachtig.
Noteer: schilderachtig.

Slide 15 - Diapositive

adem

Slide 16 - Question ouverte

bedelen

Slide 17 - Question ouverte

leugen

Slide 18 - Question ouverte

raadsel

Slide 19 - Question ouverte

oost

Slide 20 - Question ouverte

smaken

Slide 21 - Question ouverte

tekenen

Slide 22 - Question ouverte

Huiswerk
Maak in de volgende dia's je huiswerk. Dit is opdracht 2 van blz. 128/129 in je lesboek.

Slide 23 - Diapositive

Klik hier.

Slide 24 - Diapositive


Slide 25 - Question ouverte

Wat betekent 'ging er al iets knagen' in alinea 3?
A
Begon je te twijfelen
B
Had je honger
C
Kreeg je een vervelend gevoel.

Slide 26 - Quiz


Slide 27 - Question ouverte

In alinea 3 staat het woord 'retourtermijn'. Stel, je kent wel het woord 'termijn' (periode), maar niet het woord 'retour'. In het woordenboek staat: 'terug naar de afzender of plaats van vertrek.'Wat betekent nu 'retourtermijn'?

Slide 28 - Question ouverte

Maak van 'hopeloze' (al.3) een tegenstelling door een ander achtervoegsel te gebruiken.

Slide 29 - Question ouverte

Welk synoniem voor 'aanschaf' (al.4) staat in de tekst?

Slide 30 - Question ouverte

'Kat in de zak gekocht'

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Diapositive

Beseffen, beginnen te weten.
betaalde
doet
gebruikt
kopen
Ondertussen
toestand
Voorbijgegaan
afrekende
je realiseren
inmiddels

situatie
toestand
verstreken
begaat
aanschaffen

Slide 33 - Question de remorquage

Alles gemaakt? 
Ja? Dan ben je klaar.

Nee? Ga dat nog snel doen dan! ;-)

Slide 34 - Diapositive