Leesvaardigheid (theorie NN)

Waar denk jij aan bij 'begrijpend lezen'?
1 / 45
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Waar denk jij aan bij 'begrijpend lezen'?

Slide 1 - Question ouverte

Slide 2 - Diapositive

Samen lezen
We lezen samen de tekst 'Denk twee keer na voor je iets deelt'
We beginnen met voorspellen: waar denk je dat de tekst over gaat?

Slide 3 - Diapositive

alinea
alinea

Slide 4 - Diapositive

Denk twee keer na voor je iets deelt
Bekijk de tekst. Er missen tussenkopjes. Zet deze er samen boven. Je kunt kiezen uit:
  1. Niet meer in jouw handen
  2. Kattenfilmpjes
  3. Twee keer nadenken
  4. Delen zonder toestemming
  5.  Verwijderen


Slide 5 - Diapositive

Denk twee keer na voor je iets deelt
Maak nu de rest van de vragen en de klaaropdracht op blz. 2.


Slide 6 - Diapositive

Antwoorden
De juiste tussenkopjes: 
Kattenfilmpjes - delen zonder toestemming - niet meer in jouw handen - twee keer nadenken - verwijderen

Meerkeuzevragen: 
C - B - C - D

Slide 7 - Diapositive

Het onderwerp
Lees de tekst (volgende slide)
Waar gaat de tekst over denk je?
Waardoor kun je niet makkelijk zien wat het onderwerp van de tekst is?

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Het onderwerp van een tekst
1. In één woord/een paar woorden waar de tekst over gaat.
2. Je vindt het onderwerp door:
- Oriënterend te lezen (bekijken, kleine stukjes lezen)
- Bekijk de tekst (titel, afbeelding, tussenkopjes)
- Lees de eerste alinea
- Beantwoord de vraag: waarover gaat deze tekst?

Slide 10 - Diapositive

De tekst
Het hoofd: de inleiding

Het lichaam: het middenstuk


De voeten: het slot

Slide 11 - Diapositive

De inleiding
Het eerste deel van de tekst.

Het onderwerp wordt duidelijk in de inleiding. Vaak door een: anekdote, voorbeeld of situatie

Slide 12 - Diapositive

Het midden
Het grootste tekstdeel met veel informatie.

Vaak zijn er deelonderwerpen. Soms is dit één alinea en soms zijn het er meer. Je herkent deelonderwerp aan tussenkopjes.

Slide 13 - Diapositive

Welke deelonderwerpen kun je tegenkomen in een tekst over de olifant?

Slide 14 - Carte mentale

Het slot
Hier vind je een conclusie of korte samenvatting. De tekst wordt mooi 'rond' gemaakt.

Nieuwsberichten hebben vaak geen slot.

Slide 15 - Diapositive

De hoofdgedachte
Één zin waarin staat wat het belangrijkste is wat er in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.

Lees de tekst heel precies.

Slide 16 - Diapositive

Manieren om een tekst te lezen
Precies/intensief
Je bent geïnteresseerd en je wilt precies weten wat er in de tekst staat of je moet het goed onthouden (voor school).
Je leest de tekst dus helemaal.
Zoekend
Je bent op zoek naar bepaalde informatie.
Je leest alleen het stukje dat je nodig hebt en zoekt in tussenkopjes of anders gedrukte woorden naar jouw info.
Globaal/alledaags
Je wilt ongeveer weten wat er staat, omdat je het leuk vindt. Je hoeft niks te onthouden, maar bekijkt of de tekst iets voor je is.
Je kijkt naar: titels, tussenkopjes, afbeeldingen, de eerste en laatste zin.

Slide 17 - Diapositive

Hoe lees je? Een artikel uit de Quest met een onderwerp dat je erg interesseert.
A
Globaal/alledaags
B
Zoekend
C
Precies/intensief

Slide 18 - Quiz

Hoe lees je? Een tekst uit je biologieboek om te kijken of het helpt bij je onderzoek over planten.
A
Globaal/alledaags
B
Zoekend
C
Precies/intensief

Slide 19 - Quiz

Hoe lees je? Een recept om te weten hoeveel eieren er in je cake moeten.
A
Globaal/alledaags
B
Zoekend
C
Precies/intensief

Slide 20 - Quiz

Hoe lees je? Een lijstje met de opstelling van je team om te weten of jij moet spelen.
A
Globaal/alledaags
B
Zoekend
C
Precies/intensief

Slide 21 - Quiz

Soorten teksten
Een schrijver wil met zijn tekst een doel bereiken. De tekstsoort past bij dit doel. 

Ken jij deze tekstsoorten?
Artikel, betoog, verslag, recensie, advertentie

Slide 22 - Diapositive

Tekstsoorten:
Artikel: een stuk tekst in een krant/tijdschrift waarin de schrijver meer informatie geven over een onderwerp.
Betoog: de schrijver probeert je te overtuigen van zijn mening. Hij geeft een standpunt en beschrijft waarom hij dat vindt.
Verslag: beschrijving van wat er is gebeurd.
Recensie: de schrijver overtuigt jou van zijn mening over een boek/film

Slide 23 - Diapositive

Een schrijver heeft vaak een doel met een tekst. Welke doelen zou je als schrijver kunnen hebben?

Slide 24 - Question ouverte

Tekstdoelen
Amuseren
De schrijver wil dat je je vermaakt.
Boeken, rap, strip, cartoon, kort verhaal, mop, column.

Informeren
De schrijver wil dat je iets te weten komt.
Gebruiksaanwijzing, instructie, verslag, studieboek, nieuwsbericht, tweet, achtergrondartikel, folder.
Overtuigen
De schrijver wil dat je zijn mening overneemt
Ingezonden brief, betoog, column, recensie (film/boek)
Activeren
De schrijver wil dat je iets wel/niet gaat doen.
Reclame(folder), advertentie, uitnodiging of flyer.

Slide 25 - Diapositive

Welk doel heeft de schrijver?
Een artikel in de Quest over het ontstaan van Fortnite.
A
Informeren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 26 - Quiz

Welk doel heeft de schrijver?
Het boek Boy7 van Mirjam Mous
A
Informeren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 27 - Quiz

Welk doel heeft de schrijver?
Een recensie in de krant over de nieuwste James Bondfilm
A
Informeren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 28 - Quiz

Welk doel heeft de schrijver?
Een artikel met 10 goede redenen om lid te worden van de sportschool
A
Informeren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 29 - Quiz

Tekstdoelen
Aan de slag:
1. Maak een 2- of 3-tal.
2. Pak een NRC.
3. Zoek elk tekstdoel minimaal 2 keer in de krant en win een joker!

Tip: gebruik deze slide om nog eens te kijken wat elke tekstdoel is.
Amuseren
De schrijver wil dat je je vermaakt.
Boeken, rap, strip, cartoon, kort verhaal, mop, column.

Informeren
De schrijver wil dat je iets te weten komt.
Gebruiksaanwijzing, instructie, verslag, studieboek, nieuwsbericht, tweet, achtergrondartikel, folder.
Overtuigen
De schrijver wil dat je zijn mening overneemt
Ingezonden brief, betoog, column, recensie (film/boek)
Activeren
De schrijver wil dat je iets wel/niet gaat doen.
Reclame(folder), advertentie, uitnodiging of flyer.

Slide 30 - Diapositive

Ben je thuis? Zoek dan eens per tekstdoel 2 voorbeelden op en maak hier een foto van. Ook zo kun je Jokers verdienen!

Slide 31 - Question ouverte

Tekst en beeld
Een tekst heeft soms afbeeldingen (illustraties):
1. Bijschrift
2. Foto/tekening
3. Grafiek/diagram
4. Tabel
5. Landkaart

Slide 32 - Diapositive

Leesopdracht
Hoeveel procent van de dieren in de dierenopvang zijn katten en honden?

Slide 33 - Diapositive

Doe-opdracht
Je krijgt van de docent een leestekst.
Er ontbreken een heleboel woorden.
Vul eerst alleen zoveel mogelijk woorden in.
Overleg daarna met je buurman en vul samen aan.

Wat valt je op aan de woorden die weggelaten zijn?

Slide 34 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Er is vaak een verband tussen zinnen. Dat doet de schrijver expres zodat je de tekst beter begrijpt! 

Zo'n verband herken je aan signaalwoorden:
Eerst gingen we naar het bos, maar al snel begon het te regenen. Toen zijn we naar het pannenkoekenhuis gegaan.

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Slide 37 - Lien

Doe-opdracht - gatentekst
  1. Maak een tweetal of werk alleen.
  2. Ga naar de website www.sevendays.nl.
  3. Kies een gemiddeld lang artikel.
  4. Kopieer dit in Word en haal ongeveer 10 woorden weg.
  5. Zet deze woorden bovenaan.
  6. Test je gatentekst bij een klasgenoot!

Slide 38 - Diapositive

Moeilijke woorden in een tekst
Soms kom je woorden tegen in een tekst die je niet begrijpt. Hoe kun je dan toch het woord/de tekst snappen?


Wist je dat?
Je een tekst pas echt snapt als je 90% van de woorden kent? Daarom is een grote woordenschat zo belangrijk!

Slide 39 - Diapositive

Doe-opdracht
Lees de tekst en markeer minimaal 5 moeilijke woorden of woorden waarvan je de betekenis niet (helemaal) kent. 


Slide 40 - Diapositive

Wat betekent het woord 'woordraadstrategie'

Slide 41 - Carte mentale

Woordraadstrategieën
*Trucjes om de betekenis van een woord te achterhalen.
1. Lees de zinnen voor en na het woord. Helpt dit?
2. Zoek een bekend woorddeel. Welk stuk ken je wel?
3. Zoek een synoniem (ander woord met dezelfde betekenis)
4. Zoek een tegenstelling (zwart - wit)
5. Zoek in het woordenboek
6. Bekijk de afbeelding

Slide 42 - Diapositive

Doe-opdracht
Pak de tekst met de gemarkeerde woorden erbij.
Probeer nu bij elk woord één van de 6 woordraadstrategieën.

Hoeveel betekenissen heb je kunnen vinden?

Slide 43 - Diapositive

Even testen
Je hebt nu een heleboel informatie meegekregen over:
1. Manieren van lezen
2. De opbouw en inhoud van een tekst.
3. Doelen van een schrijver en verschillende soorten teksten.
4. Manieren om de betekenis van woorden te achterhalen.

Maak nu een sprongtoets in Numo op niveau 0F of 1F.

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive