Tijdvakken en Kenmerkende aspecten

Tijdvakken en Kenmerkende aspecten
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Tijdvakken en Kenmerkende aspecten

Slide 1 - Diapositive

Zet de tekstwolken in het goede tijdvak
Tijdvak 2 Grieken en Romeinen
Tijdvak 3: Monniken en Ridders
ontstaan christendom
het hofstelsel
handel drijven
geloven in Romeinse goden
de tijd van volksverhuizingen
kloosters in noordwest Europa.

Slide 2 - Question de remorquage

Wat is de naam van Tijdvak 1?
A
Tijd van Jagers en Verzamelaars
B
Tijd van pruiken en revoluties
C
Tijd van de Oudheid
D
Tijd van Jagers en Boeren

Slide 3 - Quiz

Bekijk de bron. Bij welke van de kenmerkende aspecten van het eerste tijdvak past bron 1 het best? Leg je antwoord uit met een beeldelement.

Slide 4 - Question ouverte

Hoe heet tijdvak 2?
A
Tijd van Jagers en Boeren
B
Tijd van Grieken en Germanen
C
Tijd van Grieken en Romeinen
D
Tijd van Romulus en Remus

Slide 5 - Quiz

Welk maatschappijtype was belangrijk in Tijdvak 2?
A
Nomaden
B
Agrarisch
C
Industrieël
D
Agrarisch-urbaan

Slide 6 - Quiz

Met welk kenmerkend aspect uit tijdvak 2 kan deze beeldbron in verband worden gebracht?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is geen KA bij tijdvak 2?
A
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap in de Griekse stadstaat
B
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
C
De groei van het Romeinse imperium waardoor G-R cultuur zich in Europa verspreidde
D
De verspreiding van het christendom in geheel Europa

Slide 8 - Quiz

Welk KA uit
tijdvak 2 hoort bij de bron?
A
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
B
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest- Europa
C
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
D
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat

Slide 9 - Quiz

Tijdvak 3 is de tijd van:
A
Monniken en ridders
B
Steden en staten
C
Grieken en Romeinen
D
Ontstaan van steden

Slide 10 - Quiz

Tijdvak 3 is de periode .....
A
Oudheid
B
Middeleeuwen
C
Vroegmoderne tijd
D
Prehistorie

Slide 11 - Quiz

Welke jaartallen horen bij Tijdvak 3?
A
500-1000
B
1500-1600
C
1000-1500
D
3000 v.C. - 500 n.C.

Slide 12 - Quiz

Welke samenlevingstype had Europa in tijdvak 3?

Slide 13 - Question ouverte

Noem een religieus kenmerkend aspect uit tijdvak 3 en 4.

Slide 14 - Question ouverte

Zet in het juiste tijdvak!
Tijdvak 3
Tijdvak 4
centralisatie 
hofstelsel
feodale stelsel
kerstening
gildes
kruistochten
eerste banken
Islam komt op
Karel de Grote
herendiensten
Investituurstrijd
stadsrechten

Slide 15 - Question de remorquage


Wat is de naam van tijdvak 4?

Slide 16 - Question ouverte

Hieronder staan vijf kenmerkende aspecten (A-E). Sleep de kenmerkende aspecten naar de tijdvakken waar ze bij horen
A burgerschap en wetenschappelijk denken in de Griekse stadstaat
B de levenswijze van jager-verzamelaars
C de verspreiding van het christendom in Europa
D het christendom in het Romeinse rijk, van verboden tot enig toegestane godsdienst
E hofstelsel en de horigheid

Slide 17 - Question de remorquage

Middeleeuwen of Renaissance?
Middeleeuwen
Renaissance

Slide 18 - Question de remorquage

middeleeuwen
renaissance

Slide 19 - Question de remorquage

Tijdens de opstand werd Nederland een republiek (Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden). Wat is een republiek?
A
Land waarbij de koning gekozen wordt door het volk
B
Land waarbij elke provincie een vertegenwoordiger stuurt om het land te besturen
C
Land waarbij het volk direct mag stemmen op de beslissingen in het land
D
Land waarbij de het volk haar eigen volksvertegenwoordigers mag kiezen

Slide 20 - Quiz

Oudheid
Middeleeuwen
Renaissance

Slide 21 - Question de remorquage


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Je ziet ons land in 1588. Ons land heette de Republiek.
Hoe hoeveel gewesten (provincies) bestond toen de Republiek?
A
Vijf
B
Zeven
C
Negen
D
Twaalf

Slide 22 - Quiz

De Oudheid
De middeleeuwen

Slide 23 - Question de remorquage

Onderdeel van de middeleeuwen of de Renaissance? 
Renaissance 
Middeleeuwen 

Slide 24 - Question de remorquage