Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1
Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
2.1 - Geld maakt het makkelijker
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Je weet wat chartaal geld is.
Je weet wat giraal geld is.
Je kunt voorbeelden geven van elektronisch betalen.
Je kunt een nieuw saldo berekenen.
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Wist je dat?
- Muntgeld al bestaat sinds de tijd van de Grieken en de Romeinen?
- in 960 vonden de Chinezen papiergeld uit;
- Marco Polo ontdekte dit en vertelde dit door;
- Europeanen gingen pas in 1800 bankbiljetten gebruiken
Slide 4 - Diapositive
Soorten geld
Er zijn 2 soorten geld:
Chartaal (= munten en bankbiljetten, wat je kunt aanraken)
Giraal (= geld dat op de bank/je bankrekening staat, wat je niet kunt aanraken)
Slide 5 - Diapositive
2.1 Pinpas of portemonnee?
Stel: Je brengt je verjaardagsgeld naar de bank om op je betaalrekening te zetten. Na een maand pin je bij de geldautomaat € 20 euro.
Wat gebeurt er met de geldsoorten?
1.
2.
3.
Slide 6 - Diapositive
Veiligheid
In de middeleeuwen: Steeds meer verschillende soorten munten en wisselen van geld zorgden voor onduidelijkheid
Maar ook was het onveilig om veel geld op zak te hebben
Slide 7 - Diapositive
Geld
Elke stad heeft eigen munt. Niet heel handig voor de handel om steeds geld te wisselen.
Mensen gaan zich specialiseren in het wisselen van geld en banken ontstaan
Ontstaan giro (omloop). Hierdoor kon je geld overschrijven naar een bankrekening zonder het goud/geld van de bank af te halen
Slide 8 - Diapositive
0
Slide 9 - Vidéo
Pinnen of contant?
Wanneer jij in de winkel pint betaal je giraal.
Via je pinpas, telefoon of het internet betalen: elektronisch betalen
Geld wordt overgemaakt van jouw rekening naar de ander
Slide 10 - Diapositive
Saldo = bedrag op je bankrekening/account staat
Slide 11 - Diapositive
Nieuw saldo berekenen
Oud saldo
+ Ontvangsten ( bijgeschreven )
- Uitgaven ( afgeschreven ) ------------
Nieuw saldo
Slide 12 - Diapositive
Je hebt een saldo van 80,- euro op je bankrekeing staan. Je hebt in het weekend klusjes gedaan en daar 24 euro voor gekregen. Maar je hebt ook nieuwe handschoenen gekocht voor 9 euro. Wat is je nieuwe saldo?