klasnl les 4

Klas NL Hoofdstuk 4
Een lieve zoon
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Klas NL Hoofdstuk 4
Een lieve zoon

Slide 1 - Diapositive

Een lieve zoon
Wat is lief?

Slide 2 - Question ouverte

Hoofdstuk 4 gaat over:
- appjes lezen en schrijven
- kaartjes lezen en schrijven
- familie
- vragen of iemand iets wil drinken
- iemand vragen om binnen te komen

Slide 3 - Diapositive

Met wie app je vaak?

Slide 4 - Question ouverte

Stuur in LessonUp een appje naar de juf. Je vraagt of ze komt koffie drinken.

Slide 5 - Question ouverte

koffie drinken

Slide 6 - Carte mentale

Pak je blauwe boek Klas NL
- Maak bladzijde 97 oefening 4, 5 en 6
- Luister samen: bladzijde 98, 99 en 100, oefening 7, 8, 9 en 11 .
timer
4:00

Slide 7 - Diapositive

Familie

Slide 8 - Carte mentale

Slide 9 - Vidéo

Maken
- Blauwe boek: bladzijde 101 en 102 oefening 12 tot en met 15
- Laptop: Login bij Coutinho.nl
Wachtwoord: isk-2b11
Ga naar: je naam rechts bovenin
Ga naar: online producten en activeren
Ga naar het online studiemateriaal
Maak woorden les 4 oefening 1 tot en met 14

Slide 10 - Diapositive

Wat wil je drinken?

Slide 11 - Carte mentale

Wat wil je drinken?
Pak je schrift
- Ik heb dorst. Ik heb zin in koffie. Ik lust geen koffie. ik wil water.
- Koffie graag. Een kopje thee. Mag ik een glas water? 
- Met melk en suiker. Heb je een zoetje? Mag ik een lepeltje?
- 2 klontjes. 2 schepjes suiker. Roeren met de lepel.
- Koffie zetten. Thee zetten.



Slide 12 - Diapositive

Onderwerp + werkwoord + rest van de zin
We komen / maken / gaan / zijn/ hebben / werken
Jullie komen / maken / gaan / zijn/ hebben / werken
Zij komen / maken / gaan / zijn/ hebben / werken

Maak:  bladzijde 101 en 102 oefening 12 tot en met 15
bladzijde 104 oefening 18 en 19, 
bladzijde 106 oefening 21, 22 en 23

Slide 13 - Diapositive

Werkwoord
werkwoord =
persoonsvorm =
doe-woord!

Slide 14 - Diapositive

Onderwerp
Onderwerp =
wie of wat?

Slide 15 - Diapositive

Maak uit je blauwe boek
- bladzijde 108 oefening 26 
- bladzijde 109 oefening 27. Je krijgt knipvellen en een schaar. knip de woorden los en maak zinnen met de woorden. Werk samen.
- oefening 29, 30 en 31.

Slide 16 - Diapositive

Wat heb je in de vakantie gedaan?

Slide 17 - Carte mentale

Van mij, van jou, van haar
Bezittelijk voornaamwoord

Ik heb een lieve moeder. Het is  mijn moeder.
Jij hebt een grote zus. Het is jouw zus.
Hij heeft een broer. Het is zijn broer.
Zij heeft een kleine baby. Het is haar baby.
U heeft een mooie dochter. het is uw dochter.

Slide 18 - Diapositive

Van ons, van jullie van hun

Wij hebben een kind. Het is ons kind.
Wij hebben een neef. Het is onze neef.
Jullie hebben een nicht. Het is jullie nicht.
Ze hebben een opa. Het is hun opa.
Maak in je blauwe boek: bladzijde 113 en 114, oefening 32 en 33
Nakijken 33, samen 34

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Furtuna heeft een telefoon. Het is ............... telefoon.
A
jouw
B
mijn
C
zijn
D
haar

Slide 21 - Quiz

De mannen hebben een auto. Het is ............... auto.
A
hun
B
zij
C
zijn
D
jullie

Slide 22 - Quiz

Aisha heeft een jas. Het is ............. jas.
A
zijn
B
zij
C
haar
D
uw

Slide 23 - Quiz

Jij hebt een pen. Het is ............. pen.
A
zijn
B
jouw
C
haar
D
jij

Slide 24 - Quiz

Wij hebben een toets. Het is ............. toets.

Slide 25 - Question ouverte

Jullie hebben veel geld. Het is .............. geld.

Slide 26 - Question ouverte

Jij hebt een nieuwe broek. Het is .............. broek.

Slide 27 - Question ouverte

Birdzhan heeft een boek. Het is ................ boek.

Slide 28 - Question ouverte

Ik heb een appel. Het is ........... appel.

Slide 29 - Question ouverte

De leerlingen hebben een beker. Het is .................. beker.

Slide 30 - Question ouverte

U heeft een mooie auto. Het is ............ auto.

Slide 31 - Question ouverte

Mays heeft een pen. Het is ...............pen.

Slide 32 - Question ouverte

Maak een goede zin: in de klas - wij - hebben - een toets -.

Slide 33 - Question ouverte

Maak een goede zin: heet - hoe - jullie - docent - ?

Slide 34 - Question ouverte

Maak een goede zin: is - wat - jouw geboortedatum - ?

Slide 35 - Question ouverte

Zelfstandig werken
herhalen
maak bladzijde 118 tot en met 123
oefening 43, 46, 47, 48, 50, 51

Slide 36 - Diapositive

Luister naar de juf
 oefening 35 bladzijde 115: ie of i?
oefening 36 bladzijde 116: p of b?
oefening 37 bladzijde 117: accent
oefening 38 bladzijde 118: hoeveel woorden?


Slide 37 - Diapositive

Schrijf een tekst over hem/haar
Schrijf vijf zinnen over je buurman/ buurvrouw op school. 
Weet je niks? Stel vragen aan elkaar. 
Gebruik de werkwoorden: hebben, heten, komen, wonen, zijn
Denk aan: onderwerp, werkwoord, rest van de zin.

Lees je verhaal aan elkaar voor. Wat is goed? wat kan beter?
Pas je verhaal aan. 

Slide 38 - Diapositive

Kijk naar les 4
Kun je praten over je familie?
Kun je vragen of iemand iets wil drinken?
Wat vind je moeilijk?
Wat vind je makkelijk?
Wat wil je nog een keer oefenen? 
Maak oefening 62

Slide 39 - Diapositive