Woordenboek gebruik - How to use a dictionary?

Planning: 
  • Morgen 10:15 =  thema foto horror Junior Aula 
  • Woensdag 09:10-09:55 = Engels examenbespreking voor leerlingen met onvoldoende op examen 2022
  • Woensdag 10:15-11:00 = cijfercontrole
  • Learnbeat inloggen. Oefenen met woorden / teksten?
  • uitleg woordenboek gebruik
  • Inloggen in learnbeat
  • keuze: learnbeat of woordenboek puzzel 
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Planning: 
  • Morgen 10:15 =  thema foto horror Junior Aula 
  • Woensdag 09:10-09:55 = Engels examenbespreking voor leerlingen met onvoldoende op examen 2022
  • Woensdag 10:15-11:00 = cijfercontrole
  • Learnbeat inloggen. Oefenen met woorden / teksten?
  • uitleg woordenboek gebruik
  • Inloggen in learnbeat
  • keuze: learnbeat of woordenboek puzzel 

Slide 1 - Diapositive

What can you bring to your exam?
A
Dutch dictionary
B
Dutch-English dictionary
C
English-Dutch dictionary
D
Phone

Slide 2 - Quiz

Waar komen de teksten uit het CE vandaan?
A
van het internet
B
uit kranten en tijdschriften
C
speciaal geschreven voor het examen

Slide 3 - Quiz

How to use
a dictionary
Bram Eekman

Slide 4 - Diapositive

Are you familiar with using a dictionary?
Yes
a little
No

Slide 5 - Sondage

How often do you use a dictionary?
each day
>3 times p/week
2/3 times p/week
once a week
never

Slide 6 - Sondage

In what order are words
listed in a dictionary?
A
in logical order
B
in alfabetical order
C
grouped by meaning

Slide 7 - Quiz

Put into alphabetical order:

1. gorgeous    2. gorilla    3. grand    4. great    5. group
A
2 - 1 - 3 - 5 - 4
B
3 - 2 - 1 - 4 - 5
C
1 - 2 - 3 - 4 - 5
D
1 - 3 - 2 - 5 - 4

Slide 8 - Quiz

1
2
3
4
5
6
7
8
9
abandon
abominable
afternoon
agency
airport 
airship
ahead
astonishing 
astronomy

Slide 9 - Question de remorquage

Anatomy of a dictionary

What do you see when you look at a word in a dictionary?
What sort of information?

Slide 10 - Diapositive

Words at the top

What is their function?

Slide 11 - Diapositive

Read the guide words (gids woorden)
The two words at the top of the page tell you 
what the first and 
the last words are 
on the page

Slide 12 - Diapositive

What is explained between /the slashes/?

Slide 13 - Diapositive

What is explained (in brackets)?

Slide 14 - Diapositive

What do the numbers mean?

Slide 15 - Diapositive

What are the words in italics?

Slide 16 - Diapositive

Woordsoorten
Je moet de volgende
woordsoorten kennen:

Slide 17 - Diapositive

Woordsoorten (1)
  1. Noun = zelfstandig naamwoord (zn)
  2. Pronoun = (persoonlijk) voornaamwoord (vnw)
  3. Verb = werkwoord (inf)

Slide 18 - Diapositive

Woordsoorten (2)
  1. Adjective = bijvoeglijk naamwoord (bn)
  2. Article = lidwoord (lw)
  3. Adverb = bijwoord (bw)

Slide 19 - Diapositive

Woordsoorten (3)
  1. Preposition = voorzetsel
  2. Conjunction = voegwoord
  3. Interjection = tussenwerpsel, uitroep

Slide 20 - Diapositive

Now show that you know!

In the next slides you are going to identify the parts of speech


Slide 21 - Diapositive

They listen to music every day. 

'Listen' is :
A
a verb
B
a noun
C
an adjective
D
an interjection

Slide 22 - Quiz

She is an old lady. 

'Old' is :
A
an adverb
B
an adjective
C
an interjection
D
a conjunction

Slide 23 - Quiz

He did well in the test. 

'Well' is :
A
an adjective
B
a verb
C
an adverb
D
a noun

Slide 24 - Quiz

Can you find all words in alphabetical order in the dictionary?
A
yes
B
no

Slide 25 - Quiz

Niet alle woorden staan erin !
  • Alle woorden staan op alfabetische volgorde
  • Maar niet alle woorden:
     > extremely
     > loved
     > talking
     > went
  • Zoek altijd naar de STAM van het woord

Slide 26 - Diapositive

Stam van het woord
It was extremely cold outside.     >   stam = extreme
She loved her new phone.           >   stam = love
That is unfair.                               >   stam = fair  
They are talking too much.          >   stam = talk
We went home after class.           >   stam = go

Woord opzoeken bij de STAM en je vindt het woord !


Slide 27 - Diapositive

Wat is de stam van het woord: 'considered'


Slide 28 - Question ouverte

Wat is de stam van het woord:
'accurately'

Slide 29 - Question ouverte

Tips voor gebruik van een woordenboek
  • Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden

  • Bekijk of het woord op een ander woord lijkt
  • Zoek het stam van het woord: slow ipv slowly, extend ipv extended
  • Let op:  er staan vaak meerdere betekenissen; kies de juiste 
  • Oefen met het woordenboek dat je op je examen gaat gebruiken
  • Soms is het woord in het Engels en in het Nederlands hezelfde (computer). Daarom kan een Nederlands woordenboek ook van pas komen!

Slide 30 - Diapositive

Guess the word 
  • Het raden van een woord is ook een vaardigheid die je kunt ontwikkelen. Zo hoef je niet elke keer het woordenboek erbij te pakken.  
  • Je kan de betekenis soms uit een zin halen, het woord kan op het Nederlands lijken of misschien herken je al een deel van het woord. 

Slide 31 - Diapositive

purpose
A
opzettelijk
B
doel
C
misschien
D
alhoewel

Slide 32 - Quiz

achieve
A
werken
B
instemmen met
C
bereiken
D
het is maar goed dat

Slide 33 - Quiz

develop
A
ontwikkelen
B
aantrekken
C
duidelijk
D
opvoeding

Slide 34 - Quiz

increase
A
vergroten
B
afname
C
oplossing
D
toename

Slide 35 - Quiz

violence
A
vriendelijk
B
onderzoek
C
geweld
D
in elkaar slaan

Slide 36 - Quiz

average
A
op leeftijd
B
oudere
C
bos
D
gemiddelde

Slide 37 - Quiz

common
A
computerprogramma
B
website
C
forens
D
gewoon

Slide 38 - Quiz

Planning: 
  • Morgen 10:15 thema foto horror Junior Aula 
  • Woensdag 09:10-09:55: Engels examenbespreking voor leerlingen met onvoldoende op examen 2022
  • Woensdag 
  • Learnbeat inloggen. Oefenen met woorden / teksten?
  • uitleg woordenboek gebruik
  • Inloggen in learnbeat
  • keuze: learnbeat of woordenboek puzzel 

Slide 39 - Diapositive