SO thema 3 De bloedsomloop

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Thema 3  Toets Bloedsomloop

Welk niveau doe je?

Bestaat bloedplasma voor het grootste deel uit water?

1. Waar
2. Niet waar

Vervoeren rode bloedcellen zuurstof?

1. Waar
2. Niet waar

Is deel P een bloedplaatje?

1. Waar
2. Niet waar

Is deel Q een rode bloedcel?

1. Waar
2. Niet waar

Een kransslagader vervoert zuurstofarm bloed naar de hartspier.

1. Waar
2. Niet waar

De kleine bloedsomloop gaat van het hart naar het hoofd en weer terug

1. Waar
2. Niet waar

In de kleine bloedsomloop wordt zuurstof opgenomen in het bloed.

1. Waar
2. Niet waar

Bij de grote bloedsomloop pompt de linker harthelft bloed naar de organen in het hele lichaam.

1. Waar
2. Niet waar

De hartkleppen verhinderen dat het bloed terugstroom van de kamers naar de boezems.

1. Waar
2. Niet waar

De halvemaanvormige kleppen zijn de enige kleppen in de slagaders.

1. Waar
2. Niet waar

De aorta is verbonden met de rechterboezem

1. Waar
2. Niet waar

Bij slagaders is de bloeddruk hoger dan bij aders.

1. Waar
2. Niet waar

Informatie

Teksten op sigarettenpakjes waarschuwen voor de gevolgen van roken. Een van die gevolgen is een grotere kans op een bepaald probleem in het hart. Dat probleem wordt veroorzaakt door verstopping van een bloedvat dat zuurstofrijk bloed naar de hartspier voert.

Een verstopping, van een bloedvat dat zuurstofrijk bloed naar de hartspier voert, is heel erg schadelijk voor het hart
Hoe heet zo’n bloedvat?

1. Aorta
2. Kransader
3. Kransslagader
4. Longader

Informatie

Afrikaanse hardlopers komen allemaal uit een paar kleine gebieden die op meer dan 2000 meter hoogte liggen.

Hier is het zuurstofgehalte van de lucht veel lager dan op zeeniveau. 

Het lichaam past zich aan grote hoogte aan door het maken van extra bloeddeeltjes van een bepaald type.

 Hierdoor kan het bloed meer zuurstof opnemen

Welke bloeddeeltjes worden hier bedoeld?

1. Bloedplaatjes
2. Rode bloedcellen
3. Witte bloedcellen
4. Hemoglobine

Maakt bloedvat 1 deel uit van de grote bloedsomloop of van de kleine bloedsomloop?

De bloeddruk in de bloedvaten 2 en 6 wordt met elkaar vergeleken. In welk bloedvat is de bloeddruk het laagst?

Benoem de onderdelen:
5 = 6 =