270923 TTO1A Grammatica blok 2 opstart

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Grammatica zinsdelen

persoonsvorm

onderwerp

Grammatica 

 Ik | kan | zinsdelen | maken

Lesdoelen

1. Je kent drie manieren om de PV te vinden

2. Je weet hoe je zinsdelen maakt 

3. Je kunt het onderwerp vinden in een zin

Hoe vaak kijk jij naar Netflix?
Wat is de persoonsvorm?

Mijn ouders zouden graag willen dat de scholen weer opengaan.
Wat is de persoonsvorm?

Het onderwerp (ow) :

- geeft aan wie of wat iets doet in de zin.

- is een mens, dier, ding, plant of eigennaam of het verwijst naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.

- heeft ALTIJD hetzelfde getal als de persoonsvorm. Ze staan dus allebei in het enkelvoud OF allebei in het meervoud. 
(Ik loop niet ik lopen of wij fietsen niet ik fietsen)

Hoe vind je het onderwerp (ow) ?

1. Stel de vraag wie of wat + alle werkwoorden

Het antwoord op deze vraag is het onderwerp

Voorbeeld:

De wielrenners trainen wekelijks in groepsverband.

wie/wat + alle werkwoorden -> wie/wat trainen?

Antwoord = de wielrenners (onderwerp)

Wat is het onderwerp?
Na school gingen de leerlingen naar huis.

Wat is het onderwerp?
Gelukkig ruimde Sjoerd zijn spullen meteen op.

Wat is het onderwerp?
Tijdens het eten las mijn vader de krant voor.

persoonsvorm (pv)

onderwerp (ow)

eet

Piet

vallen

de stoel

de hond

sliep

de rozen

bloeide

Zinsdelen maken 

- Een zinsdeel is een stukje van de zin met informatie die bij elkaar hoort. 

- Met | ....| geef je aan dat iets een zinsdeel is

- Zinsdelen controleer je door ze voor de PV te zetten

Hoeveel zinsdelen:
Rosemarie drinkt een kop koffie

1. 3
2. 2
3. 1
4. 5

Oefenen: neem de zin over, onderstreep pv, omcirkel het onderwerp en zet zinsdelen.

- Oliver kijkt nieuwsgierig naar de les.

- Klas 1B heeft zin in de vakantie.

Oliver kijkt nieuwsgierig naar de les.

pv=
ow=

Oliver | kijkt | nieuwsgierig | naar de les.

pv = kijkt

wie/wat kijkt? = Oliver

Klas 1B heeft zin in de vakantie.

pv=
ow=

Klas 1B | heeft | zin | in de vakantie

PV = heeft

Wie/wat heeft? Klas 1B = ow