3.5 woorden

Ta!ent
3.5 Woorden
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Ta!ent
3.5 Woorden

Slide 1 - Diapositive

Woordenschat

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je
over je
woordenschat?

Slide 3 - Carte mentale

Waarom is het belangrijk
om veel woorden te kennen?

Slide 4 - Carte mentale

Lesdoel
Aan het einde van de les:

- ken je ongeveer 25 nieuwe woorden

- weet je wat tegenstellingen zijn

Slide 5 - Diapositive

Hoeveel woorden
kent iemand van 13 denk je?

Slide 6 - Carte mentale

Een kind van 13 kent 13.000 woorden


Een kind met Nederlands als 2e taal kent er 8500
En na deze les ken je er hopelijk weer iets meer...

Slide 7 - Diapositive

Wat betekent: fobie
A
dat je honger hebt
B
angst hebben voor iets
C
een steensoort

Slide 8 - Quiz

Wat betekent
'jaloers zijn'?

Slide 9 - Carte mentale

Wat is een stunt?
Bijv: Hij voert een knappe stunt uit.

Slide 10 - Carte mentale

Maken: 
3.5 Woorden 
Kader: Opdracht 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 11

 


timer
1:00

Slide 11 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een tegenstelling

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

nieuw   -   oud

Slide 15 - Diapositive

vuil      -   schoon

Slide 16 - Diapositive

TEGENSTELLING

Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


Slide 17 - Diapositive

Tegenstelling 
Sommige woorden vormen samen een tegenstelling. De woorden betekenen dan precies het tegengestelde van elkaar.

Voorbeeld van tegenstellingen:
warm ↔ koud
geven ↔ nemen
rijk ↔ arm
boven ↔ onder
groot ↔ klein
winnen ↔ verliezen


Soms heeft een woord meer dan één betekenis. Het kan dan bij meer tegenstellingen horen:
licht ↔ donker
licht ↔ zwaar
nauw ↔ breed
nauw ↔ los

Slide 18 - Diapositive

Aan het werk...
3.5 Woorden - Bladzijde 158 t/m 164
Opdracht 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16,17,18,19.

Woorden 1 + Woorden 2 overschrijven in je aantekeningschrift.

Slide 19 - Diapositive