H2 VWO GYM dictée B 6 december 2022

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

      Chapitre 2

À la caisse

Prends ton stylo!

Dictée voc. B

Dictée

* 5 Franse zinnen en woordjes: vertaal

* 5 Nederlandse zinnen en woordjes: vertaal

Dictée chapitre 2: Vocabulaire B

1. Le compte en banque  (le compte bancaire).

2. La reduction.

3. L'achat.

4. Tu as combien d'argent de poche par semaine?

5. J'achète surtout des jeux vidéo.

Dictée chapitre 2: Vocabulaire B

6. Betalen                                

7. Verdienen / winnen.

8. Ik doe de tuin.

9. Heb je ook een bijbaantje?

10. Wat doe je met je (zak)geld?

 vervoeg avoir & être de passé composé

Avoir:  passé composé

avoir = hebben                         

J'ai ......= ik heb gehad         

Tu as .... = jij hebt gehad

Être: passé composé

être = zijn

J'ai été of je suis été = ik ben geweest        

Doel van de "dictées"

1. Regelmatig leren vergroot kennis van de woordenschat.

2. De kennis komt in het lange termijn geheugen.

3. De schrijfwijze wordt juist geoefend.

4. De uitspraak wordt geoefend.

5. Bewustwording van het verband tussen grammatica en zinsstructuren.

6. Feedback vergroot inzicht door fouten te bekijken.

Planning d'aujourd'hui

*   Dictée                 : B

*   Parler français    :  LessonUp

*   C                         : grammatica (het meewerkend voorwerp)

Les devoirs             : Maken C: opdracht 13 d e f

             

Onderwerp (sujet) & doelen (buts)

1. Quel est le sujet de ce chapitre?  

* L'argent, économiser, dépenser, travailler, le travail, les prix, les riches.

* Hoe vertel je/vraag je naar de besteding van (zak)geld?

2. Quels sont les buts?  

* Het gebruik van het meewerkend voorwerp om te vertellen over wat je koopt.

Hij stelt een vraag aan mij = Hij stelt mij een vraag = Il me pose une question

* het werkwoord "venir" in 4 tijden herkennen, kennen en toepassen

* De passé composé om te vertellen wat je hebt gekocht.

Résumé

L'argent: mon petit budget!

Alsace

L'argent de poche

le pronom personnel  COI (meewerkend vw)

le verbe: venir

décrire un object / couleur

le passé composé

Alsace en France.

Europees Parlement  

La petite France en Alsace

Choucroute est une spécialité d'Alsace...

Un hobby!

Combien ça coûte?

Est-ce que c'est cher, un hobby?

Faire du shopping

Faire du sport

Faire de la photografie

Faire de la musique

Faire de la danse

Parler français

Parler français

Hoe vraag je:

* Hoeveel zakgeld krijg je?       

* Hoe besteed je het?       * Spaar je?

Hoe zeg je:

* Mijn ouders geven mij ....   / ik krijg .....

* Ik koop .....

* Ja, ik spaar voor .....   / Nee, ik spaar niet.....

Tu as combien d'argent de poche par semaine?

Mes parents me donnent 5 euros par semaine!

Que fais-tu de ton argent (de poche)?

J'achète surtout des jeux vidéo.

Tu fais des économies?

Oui, je fais des économies pour acheter un scooter. 

Ça a coûté combien?

Ça a coûté 75 euros.

C'est cher!

Prends ton ordinateur!

Cherche LessonUp!

Quelques questions:

Beantwoord de volgende 2 vragen in het Frans!

Tu as combien de l'argent de poche par semaine?

Comment tu le dépenses?

On continue.....

Zet je laptop uit en berg hem op.

Pak je boeken en een pen.

Sur la table....

* TES LIVRES: 

Livre de textes 

Livre d'exercices A

* TON CAHIER

* TA TROUSSE

* TON ORDINATEUR

Prends tes livres!

Livre de textes:

page  24

Livre d'exercices A

page 55 en 56 bespreken

Exercice 13 d e f  maken

Au travail

Wat          : Maken opdracht 13 d e f  van blz. 56 wb (blz. 24 tekstboek)

Hoe          : Schrijf de antwoorden in je werkboek

Wie          :  Alleen

Tijd           :  10 minuten

Resultaat : Samen bespreken volgende les

Les devoirs:

Leren: de werkwoorden: aller en faire zie blz. 142 en 144.

In de présent (1e kolom) en in de passé composé (3e kolom)