Spoedcursus Werkwoordspelling

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Je zorgt ervoor dat je klaar bent om de toets werkwoordspelling te maken

Veel

Nederlands

Quiz

Ben je beter geworden?

Leren voor de toets!

Leerdoel deze les

Je zorgt ervoor dat je klaar bent om de toets werkwoordspelling te maken

Werkwoord

Een werkwoord is een woord wat aangeeft dat je iets doet

Bijvoorbeeld: slapen, doen, spreken, fietsen

Werkwoordsvormen

Er zijn verschillende soorten werkwoorden

- infinitief

- persoonsvorm (tt/vt)

- voltooid deelwoord

- bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord

Infinitief

Het infinitief is het hele werkwoord

Oftewel de wij-vorm

Voorbeeld: "Wij wensen je veel succes met de toets"

 Hierbij is wensen de infinitief

Persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm is vaak het eerste werkwoord in een zin.

De persoonsvorm kan in tegenwoordige tijd (tt) of verleden tijd (vt) zijn.

Je herkent deze door de zin vragend te maken, of in een andere tijd te zetten.

Persoonsvorm herkennen

Ik heb lekker gegeten.

Als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm vooraan:

"Heb je lekker gegeten?"

Als je de zin in de andere tijd zet, verandert de persoonsvorm:

"Ga je lekker eten?"

Voltooid deelwoord (vtdw)

Het voltooid deelwoord is vaak het tweede werkwoord in een zin

Je herkent het omdat het vaak begint met ge- of be-

Zet het onderwerp, het eerste werkwoord en het tweede werkwoord achter elkaar, dan is waarschijnlijk het tweede werkwoord het voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord herkennen

Groente heb ik nog nooit gegeten

Er staan twee werkwoorden in deze zin

De eerste is heb, dat is dus de persoonsvorm

Ik heb gegeten

Dus gegeten is het voltooid deelwoord

Bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord (bg vtdw)

Dit is een werkwoordsvorm die altijd vóór een zelfstandig naamwoord komt.

Bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord

Voorbeelden:

de gegeten boterham

het geopende blikje

het gedronken biertje

de gekregen hoofdpijn

TIPSSSSSSS

Kijk naar tijdsbepalingen in de zin

Ik (eten) gisteren een boterham

wordt dus:

Ik at gisteren een boterham

en niet:

Ik eet gisteren een boterham

Staat er geen tijdsbepaling in, is het altijd TT!

Thomas LOOPT over het schoolplein.

Het woord in hoofdletters is een:

1. infinitief
2. persoonsvorm
3. voltooid deelwoord
4. bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord

Vince LIEP over het schoolplein.

Het woord in hoofdletters is een:

1. infinitief
2. persoonsvorm
3. voltooid deelwoord
4. bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord

Jacob gleed uit over de WEGGEGOOIDE bananenschil.
Het woord in hoofdletters is een:

1. infinitief
2. persoonsvorm
3. voltooid deelwoord
4. bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord

Joost heeft het potlood GEGEVEN.

Het woord in hoofdletters is een:

1. infinitief
2. persoonsvorm
3. voltooid deelwoord
4. bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord

Joost HEEFT het potlood gegeven.

Het woord in hoofdletters is een:

1. infinitief
2. persoonsvorm
3. voltooid deelwoord
4. bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord

De leerling van klas 1B ETEN een broodje
Het woord in hoofdletters is een:

1. infinitief
2. persoonsvorm
3. voltooid deelwoord
4. bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord

Meike en Roman ZITTEN vooraan

Het woord in hoofdletters is een:

1. infinitief
2. persoonsvorm
3. voltooid deelwoord
4. bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord

Klas 1B wist alles over werkwoorden na de GEGEVEN les van Joost.
Het woord in hoofdletters is een:

1. infinitief
2. persoonsvorm
3. voltooid deelwoord
4. bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord

Daan gaat de toets formidabel MAKEN.
Het woord in hoofdletters is een:

1. infinitief
2. persoonsvorm
3. voltooid deelwoord
4. bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord

Romano gaat een tien HALEN.

Het woord in hoofdletters is een:

1. infinitief
2. persoonsvorm
3. voltooid deelwoord
4. bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord