M3 Hfst1

M3 HFST 1
-bezitt.vnw
-er + ir werkwoorden
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

M3 HFST 1
-bezitt.vnw
-er + ir werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Noem zoveel mogelijk bezittelijke voornaamwoorden
in het Frans (+vertaling)?

Slide 4 - Carte mentale

bezittelijk voornaamwoord
mijn (mannelijk enkelvoud)
A
ma
B
mes
C
ton
D
mon

Slide 5 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (zijn) soeur
A
sa
B
ton
C
son
D
ta

Slide 6 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (zijn) oncles
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 7 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (jullie) mères
A
votre
B
vos
C
son
D
sa

Slide 8 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (onze) grands-parents
A
nos
B
notre
C
vos
D
votre

Slide 9 - Quiz

Sleep het juiste bezittelijk vnw met het woord in rood.
vie
parents
départ
mon
ma
mes

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
ons
ent
e
ez
es

Slide 13 - Question de remorquage

Noem zoveel mogelijk werkwoorden op ER

Slide 14 - Carte mentale

welke uitgangen gebruik je bij werkwoorden op -er?

Slide 15 - Carte mentale

Werkwoorden op ER
Nous trouv...
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 16 - Quiz

Werkwoorden op ER
Elles cherch...
A
e
B
es
C
ons
D
ent

Slide 17 - Quiz

Werkwoorden op ER
Elle regard...
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 18 - Quiz

Werkwoorden op ER
Elle regard...
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

ir werkw:
  il/elle/on
  nous
  vous
  ils/elles
  tu
   je
issons
issent
is
issez
it

Slide 23 - Question de remorquage

werkwoorden op -ir.
Welke uitgangen ?

Slide 24 - Carte mentale

Slide 25 - Diapositive