Zinsdelen verkort

• Nederlands
• Secundair onderwijs

ZINSDELEN

Wat is de PERSOONSVORM in deze zin?

Diefstal in supermarkten bestaat al heel lang.

Wat is het ONDERWERP in deze zin?

Diefstal in supermarkten bestaat al heel lang.

Wat is het NWG in deze zin?

Mijn mobiel is kapot.

Wat is het WWG in deze zin?

Hij heeft de hele avond televisie gekeken.

Bevat deze zin een NWG of een WWG?

In de vakantie mag jij er voor zorgen.

1. Naamwoordelijk gezegde
2. Werkwoordelijk gezegde

De toets heeft Albert een onvoldoende opgeleverd.

Albert is in deze zin...

1. Het onderwerp
2. Het lijdend voorwerp
3. Het meewerkend voorwerp
4. Het voorzetselvoorwerp

Ze bevindt zich in het wiskundelokaal.

in het wiskundelokaal is in deze zin...

1. Voorzetselvoorwerp
2. Bijwoordelijke bepaling (plaatsbepaling)

Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?

De schippers werden gewaarschuwd

voor de storm.

Wat is het ONDERWERP in deze zin?

Niet iedereen kan daar naar toe.

Wat is het NWG in deze zin?

Zal zij ooit verstandig worden?

Wat is het WWG in deze zin?

Hij at al zijn boterhammen op.

Bevat deze zin een NWG of een WWG?

Hij lijkt me erg aardig.

1. Naamwoordelijk gezegde
2. Werkwoordelijk gezegde

De leerling gaf het werk aan de leerkracht.

aan de leerkracht is in deze zin...

1. Het onderwerp
2. Het lijdend voorwerp
3. Het meewerkend voorwerp
4. Het voorzetselvoorwerp

Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin?

Wij voetbalden vroeger altijd op straat.

Wat is het ONDERWERP in deze zin?

Net op dat moment gaf de nogal onbeleefde jongen hem een duw.

Wat is het NWG in deze zin?

Mijn dochter was gisteren ziek.

Wat is het WWG in deze zin?

Zou hij het pakketje open durven te maken?