GRM1 - Les 10 (vz)

Grammatica
Blz. 132
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Grammatica
Blz. 132

Slide 1 - Diapositive

Nakijken
Blz. 132
opdracht 3 t/m 5.

Slide 2 - Diapositive

Opdracht 3
1)
 - Na het lidwoord ‘een’ als het woord onzijdig is (een het-woord is).
- Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat.
2)
- Na het lidwoord ‘de’ en ‘het’.
- Na het lidwoord ‘een’ als het woord mannelijk of vrouwelijk is (een de-woord is).
- Als er geen lidwoord voor een woord in het meervoud staat.

Slide 3 - Diapositive

Opdracht 4
1 Na een jarenlange voorbereiding vertrok de jonge ontdekkingsreiziger voor zijn avontuurlijke tocht naar de Noordpool.
2 Een dynamisch bedrijf ontwerpt functionele kleding voor enthousiaste sporters.
3 De bekende acteur speelt een serieuze rol in een nieuw toneelstuk.
4 De knappe fietsenmaker heeft gistermiddag kapotte spaken in een achterwiel vervangen.
5 Tessa draagt op haar koperen bruiloft een zilveren broche op een acryl jurk.
6 Boven de witte ijsvlaktes van de Noordelijke IJszee zweeft een grote luchtballon.

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 5
zn
bn
1
vriendin, dagen, foto, brownies, supermarkt
goede, fantastische, zelfgemaakte
2
brownies
lekker
3
berichtje, knuffel
opschepperige, dikke, digitale
4
mensen, lekkernijen, hoeveelheden
meeste, zoete, grote
5
vriendin, boterham, gebak 
dikke, lekkere

Slide 5 - Diapositive

SO 1 - Grammatica

Zinsdelen:
H1 blz 30 - pv & zinsdelen
H2 blz 54 - onderwerp
H3 blz 80 - ww gezegde
H4 blz 106 - lijdend voorwerp


Woordsoorten:
H2 blz 56 - zelfstandig nw + lw
H5 blz 132 - bijv naamwoord
H6 blz 158 - voorzetsels

Slide 6 - Diapositive

Taalkundig ontleden
We leerden al:
Lidwoorden.
Zelfstandig naamwoorden.
Bijvoeglijk naamwoorden.



Slide 7 - Diapositive

Voorzetsel
vz= woorden die een tijd/ plaats/ oorzaak aangeven.
         achter, onder, tijdens, in, op, sinds, wegens...

Zo herken je een vz:
- Je kan het voor een lw+zn zetten.                in de kast/ tijdens het feest
- Staat meestal aan het begin van zinsdeel.




Slide 8 - Diapositive

Vast voorzetsel
Sommige werkwoorden hebben een voorzetsel dat je niet kunt vervangen.

- houden van
- besteden aan

Let op dit verschil:
Ik leg de stof uit.                       uitleggen                  (=ww)
Je bent om 12.15 uur uit        uit                                 (=vz)



Slide 9 - Diapositive

Aan de slag!                         Blz. 158
Maak: Opdracht 1 t/m 5.

Klaar? Lezen in leesboek.

Slide 10 - Diapositive