Donderdag 12 december 2024

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Donderdag 12 december 2024

Slide 2 - Diapositive

Programma
- Lezen + verwerkingsopdracht periode 2
15 min
- Terugblik vorige les
5 min
- Huiswerk bespreken + woordenschat
10 min
- "Voltooid deelwoord "
10 min
-Oefenen
30 min
-Afsluiting
10 min

Slide 3 - Diapositive

Verwerkingsopdracht periode 2
Fictiedossier
4 opdrachten > elke periode 1 opdracht

Periode 1 > sprookjesbundel + opdracht
Periode 2 > eigen leesboek + opdracht
Periode 3 > boek op stapel + toets
Periode 4 > korte verhalen + opdracht

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Voorbeelden
Fictie verwerkingsopdracht periode 2

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Stillezen
Je pakt je leesboek voor je en je gaat stillezen!





Slide 10 - Diapositive

Terugblik vorige les
Blauwe plekken
Problemen
Kindermishandeling

Slide 11 - Diapositive

Wie heeft dit boek wel eens
gelezen?
Ja
Nee

Slide 12 - Sondage

Wat vond je van het fragment uit het boek Blauwe plekken?

Slide 13 - Question ouverte

Wat zou je als raad willen geven aan de hoofdpersoon Judith?

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Lien

Huiswerk
Hoofdstuk 2 paragraaf 5 Blauwe plekken
Bladzijde 46 en 47
Opdracht 2 t/m 8

Slide 16 - Diapositive

WOORDENSCHAT

Slide 17 - Diapositive

Wat betekent 'achterbaks'?
A
stiekem; dit zeg je van mensen die je niet kunt vertrouwen
B
titel boven een tekst of deel van een tekst
C
vervanger van een echte burgemeester
D
wat niet meer kan worden veranderd

Slide 18 - Quiz

Bespreken
A
vertellen over een persoon of gebeurtenis
B
bepaald, absoluut, echt
C
opgebouwd zijn uit
D
erover praten

Slide 19 - Quiz

Wat is een bijfiguur?
A
Het meest onbelangrijke personage in het verhaal.
B
Alle personages die geen hoofdpersoon zijn.
C
Hetzelfde als een hoofdpersoon.
D
De uitgebreid beschreven personages.

Slide 20 - Quiz

Als je naar een fragment uit een
tv-programma kijkt, wat zie je dan?
(wat betekent fragment?)
A
een stukje van het tv-programma
B
het begin van het tv-programma
C
het einde van het tv-programma
D
het hele tv-programma

Slide 21 - Quiz

Realistisch is ...
A
lijkt op de werkelijkheid, kan echt gebeuren
B
lijkt niet op de werkelijkheid, kan niet echt gebeuren

Slide 22 - Quiz

Wat is sluikreclame?
A
stiekeme reclame
B
reclame die duur is
C
reclame voor sluik haar

Slide 23 - Quiz

Wat betekent snauwen?
A
Een liedje zingen
B
Vriendelijk praten met iemand
C
Kortaf reageren op iemand

Slide 24 - Quiz

Wat is mishandeling?
A
Een manier van straffen
B
Een vorm van opvoeding
C
Verwaarlozing van een persoon
D
Fysieke of emotionele schade toebrengen

Slide 25 - Quiz

Leerdoelen
Aan het einde van de les:

*Weet je wat de regels zijn voor het spellen van het voltooid deelwoord en het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

* Kan je in een zin een passende vorm van het voltooid deelwoord en het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord invullen

* Kan je bijzonderheden in de spelling van het voltooid deelwoord en het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord uitleggen

Slide 26 - Diapositive

voltooid deelwoord
Wat is een voltooid deelwoord?

Slide 27 - Carte mentale

Slide 28 - Vidéo

Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin

Slide 29 - Quiz

Voltooid deelwoord of persoonsvorm?
Zoek de zin met het voltooid deelwoord.
A
Naomi heeft dat mooie schilderij zelf geschilderd.
B
Jean verft zijn huis.
C
Van Gogh schilderde veel in Frankrijk.
D
Zij houdt van mij.

Slide 30 - Quiz

Lees de zin hieronder. Zijn ze al klaar met wat ze aan het doen zijn of nog niet?
Duncan en zijn broertje hebben hun kamer opgeruimd.
JA
NEE

Slide 31 - Sondage

Lees de zin hieronder. Zijn ze al klaar met wat ze aan het doen zijn of nog niet?
Jessy en Pien gaan met de auto op vakantie.
JA
NEE

Slide 32 - Sondage

Lees de zin hieronder.
Zijn ze al klaar met wat ze aan het doen zijn of nog niet?
De winkeliers hebben hun deuren geopend voor het publiek.
JA
NEE

Slide 33 - Sondage

Voltooid deelwoord
geen voltooid deelwoord
gelopen
geslepen
geloven
gedaan
gebruiken
beschreven

Slide 34 - Question de remorquage

Voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm.
- Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is afgelopen 
   (voltooid).
- Het voltooid deelwoord is niet de persoonsvorm. 
- In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm 
   van hebben, worden of zijn.
- Het voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be- of ver-.

Slide 35 - Diapositive

Maak de zin af met een werkwoordsvorm >
Ik heb ............................

Slide 36 - Question ouverte

Maak de zin af met een werkwoordsvorm >
Jij bent ...........................

Slide 37 - Question ouverte

Maak de zin af met een werkwoordsvorm >
Wij zijn .................................

Slide 38 - Question ouverte

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Spelling en grammatica > paragraaf 15 > Voltooid deelwoord
Bladzijde 172 t/m 175
Opdracht 4 t/m 7

KLAAR?
Sprookjesbundel eindopdracht ( inleveren Classroom) > Periode 1
Verwerkingsopdracht leesboek ( inleveren Classroom) > Periode 2
Leer de woorden op bladzijde 172
Stillezen in je leesboek






Slide 39 - Diapositive

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Ik weet wat de regels zijn voor het spellen van het voltooid deelwoord en het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Ik kan in een zin een passende vorm van het voltooid deelwoord en het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord invullen
Ik kan bijzonderheden in de spelling van het voltooid deelwoord en het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord uitleggen

Slide 40 - Question de remorquage

Slide 41 - Lien