Taalles 7-4-2020

Taalles 7-4-2020
Oefenen met grammatica - zinnen met mogen, moeten, willen of kunnen
Zinnen maken bij afbeeldingen
Online oefenen met synoniemen
Wiskunde-oefeningen
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Taalles 7-4-2020
Oefenen met grammatica - zinnen met mogen, moeten, willen of kunnen
Zinnen maken bij afbeeldingen
Online oefenen met synoniemen
Wiskunde-oefeningen

Slide 1 - Diapositive

Grammatica
Een zin maken met mogen, moeten, willen of kunnen.

Slide 2 - Diapositive

Een zin met mogen, moeten, willen of kunnen
Met de werkwoorden mogen, moeten, willen of kunnen kun je iets meer zeggen over een ander werkwoord. Als je een van deze werkwoorden in de zin gebruikt, is dit altijd de persoonsvorm!
Het tweede werkwoord is altijd het hele werkwoord en staat op het eind.

Bijvoorbeeld:
Ik wil heel graag langer blijven.
wil = persoonvorm, blijven = hele werkwoord op het eind.

Slide 3 - Diapositive

Zelf oefenen
Je leest dadelijk de zin. Je maakt er een nieuwe zin van. 
Gebruik het werkwoord dat tussen haakjes staat. 
Dit wordt de persoonsvorm, het andere werkwoord wordt het hele werkwoord en staat aan het eind van de zin. 

Bijvoorbeeld:
Joost rijdt nog geen auto. (mogen)
Joost mag nog geen auto rijden.

Slide 4 - Diapositive

Erna maakt de keuken schoon. (moeten)

Slide 5 - Question ouverte

Fadi staat op zijn hoofd. (kunnen)

Slide 6 - Question ouverte

Help je Esra met haar huiswerk? (willen)

Slide 7 - Question ouverte

Doen jullie spelletjes op de computer? (mogen)

Slide 8 - Question ouverte

Gisteren liepen we naar huis. (moeten)

Let op!
Let op de tijd van deze zin. 
Is het tegenwoordige tijd of verleden tijd?

Slide 9 - Question ouverte

Online oefenen
Je gaat zelfstandig oefenen met grammatica. 
Je gaat oefenen met verleden tijd (imperfectum). 
Klik op de link die op de volgende dia staat. 
Maak alle 50 vragen. 
Schrijf vervolgens hoeveel vragen je goed had. 
Bijvoorbeeld: Ik had 45 vragen van de 50 goed.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Hoeveel vragen had je goed van de 50 vragen?

Slide 12 - Question ouverte

Schrijven
Je ziet elke keer vier plaatjes. 
Jouw vriend/vriendin vraagt aan jou wat op een dag hebt gedaan. 
Geef antwoord met behulp van de plaatjes. 
Doe het als volgt:
Als eerste .... toen... daarna...ten slotte.
Schrijf alles in de voltooide tegenwoordige tijd = perfectum!
Ik wil echt goede zinnen, zonder spellingsfouten, met leestekens en hoofdletters :)
Perfectum
Bij perfectum gebruik je het werkwoord hebben of zijn en dan het voltooid deelwoorden. 
Voorbeeld: Ik heb de was gedaan. 

Slide 13 - Diapositive

Kijk goed naar de plaatjes. 
Schrijf op de volgende dia een verhaaltje.
Gebruik: Als eerste ... Toen ... Daarna ... Ten slotte...

Slide 14 - Diapositive

Schrijf hier het verhaal.

Slide 15 - Question ouverte

Kijk goed naar de plaatjes. 
Schrijf op de volgende dia een verhaaltje.
Gebruik: Als eerste ... Toen ... Daarna ... Ten slotte...

Slide 16 - Diapositive

Schrijf hier het verhaal.

Slide 17 - Question ouverte

Online oefenen synoniemen
Klik op de volgende link. 
Oefenen met de woorden. 
Dit ga je dinsdag en donderdag ook doen. 
Volgende week krijg je dan weer een toets.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Lien

Online wiskunde
Ik heb een site gevonden waarbij je online wiskunde kunt oefenen. 
Je kunt ook de opdrachten zelf nakijken. 

Slide 20 - Diapositive

Deze opdrachten kun je allemaal maken

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Lien

Wat vond je van de les?
Heb je nog vragen of iets wat je de volgende keer graag wilt oefenen?

Slide 23 - Question ouverte

Einde van de les

Slide 24 - Diapositive