Past Simple - uitleg

Past simple
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Past simple

Slide 1 - Diapositive

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd op een specifiek moment en het ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.


Slide 2 - Diapositive

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een wanneer het gebeurd is.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 3 - Diapositive

 Regelmatige werkwoorden

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked
it rains-> it rained
they listen-> they listened

Slide 4 - Diapositive


Wat is de Past Simple van work?
A
works
B
worked
C
working
D
work

Slide 5 - Quiz


Wat is de Past Simple van help?
A
helping
B
helpd
C
helps
D
helped

Slide 6 - Quiz


Wat is de Past Simple van recommend?
A
recommanding
B
recommend
C
recommended
D
recommends

Slide 7 - Quiz

 Spelling Past Simple
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned

Slide 8 - Diapositive

 Spelling Past Simple
Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:
I play - I played

Slide 9 - Diapositive


Wat is de Past Simple van stay?
A
staid
B
stayed
C
stayid
D
stayied

Slide 10 - Quiz


Wat is de Past Simple van believe?
A
believeed
B
believes
C
believe
D
believed

Slide 11 - Quiz


Wat is de Past Simple van stop?
A
stoped
B
stopied
C
stopped
D
stopd

Slide 12 - Quiz


Wat is de Past Simple van study?
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 13 - Quiz


Wat is de Past Simple van determine?
A
determined
B
determineed
C
determind
D
determinied

Slide 14 - Quiz


Wat is de Past Simple van shop?
A
shopped
B
shoped
C
shopd
D
shoppd

Slide 15 - Quiz


Wat is de Past Simple van marry?
A
marryd
B
marryed
C
married
D
marryied

Slide 16 - Quiz

Past Simple - Vraag
Vraagzinnen
Did + hele ww :
Did you walk to school yesterday?

Let op! 
Maar 1 woord staat in de verleden tijd!  Did is verleden tijd van do. 

Did you walked?  = fout

Slide 17 - Diapositive

Which question in the past simple is correct?
A
Did I tried to help her?
B
Tried I to help her?
C
Did I try to help her?

Slide 18 - Quiz

Which question in the past simple is correct?
A
Did you played tennis last year?
B
Did you play tennis last year?
C
Played you tennis last year?

Slide 19 - Quiz

Which question in the past simple is correct?
A
Did he talked to you?
B
Did he talk to you?
C
Talked he to you?

Slide 20 - Quiz

Which one is the correct question in past simple?
A
Walked you to school yesterday?
B
Did you walked to school yesterday?
C
Did you walk to school yesterday?

Slide 21 - Quiz

Past Simple - Vraag/Ontkenning
Ontkennende zinnen
Didn't + hele ww :
You didn't walk to school yesterday.

Let op!
Maar 1 woord staat in de verleden tijd! Did is verleden tijd van do.

You didn't walked? = fout

Slide 22 - Diapositive

Fill in the Past Simple (-).
Bob ..... his teacher
A
didn't liked
B
didn't like
C
did'nt liked
D
liked not

Slide 23 - Quiz

What is the past simple (-):
'to look'
A
He didn't looked
B
He did look
C
He didn't look
D
He looked not

Slide 24 - Quiz

Which is the correct negative in the past simple?
A
She doesn't do her homework.
B
She didn't do her homework.
C
She doesn't did her homework.
D
She didn't did her homework.

Slide 25 - Quiz

How do you make the past simple (-)?
A
didn't + ww+ed
B
didn't + ww
C
don't + ww
D
doesn't + ww

Slide 26 - Quiz

Klopt! 
Klopt niet! 
Een (+) past simple eindigt altijd op -ed
Je gebruikt de past simple voor dingen die altijd waar zijn. 
Je ontkent een past simple door didn't plus het hele werkwoord te gebruiken 
Past Simple gaat om een specifiek moment in het verleden.

Slide 27 - Question de remorquage

My sister .......... (play) the guitar last year.

Slide 28 - Question ouverte

......... Brandon ............ (drive) home last night?

Slide 29 - Question ouverte

They ....... (not - go) home after school yesterday.

Slide 30 - Question ouverte

Je gebruikt de Past Simple als...
A
in de toekomst
B
gewoonte iedere dag
C
specifiek moment in het verleden en afgerond
D
verleden en nu nog bezig

Slide 31 - Quiz

I understand the past simple.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Sondage