NN7 - Taal §6 - Vergelijkingen - 1V

Vergelijkingen
NN7 - Taal §6 - 1V
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Vergelijkingen
NN7 - Taal §6 - 1V

Slide 1 - Diapositive

Wat je gaat leren

  • Je leert over een vorm van beeldspraak: de vergelijking.

Slide 2 - Diapositive

Lees deze zinnen. Welk verschil zie je? Welke vind je het meest aantrekkelijk?

a De atleet had een zeer snelle start.
b De atleet schoot als een hazewindhond uit de startblokken.

Slide 3 - Diapositive

Lees deze zinnen. Welk verschil zie je? Welke vind je het meest aantrekkelijk?

c Een mobiele telefoon heeft grote aantrekkingskracht op de gebruiker.
d Een mobiele telefoon is net een magneet.

Slide 4 - Diapositive

Lees deze zinnen. Welk verschil zie je? Welke vind je het meest aantrekkelijk?

e Het was alsof hij het in Keulen hoorde donderen.
f Hij was zeer verbaasd.

Slide 5 - Diapositive

Lees deze zinnen. Welk verschil zie je? Welke vind je het meest aantrekkelijk?

g Wat een droom van een doelpunt maakte de spits in de laatste minuut!
h Wat een prachtig doelpunt maakte de spits in de laatste minuut!

Slide 6 - Diapositive

Wat viel je op aan de zinnen?

Slide 7 - Diapositive

Wat viel je op aan de zinnen?

De zinnen b, d, e en g bevatten vergelijkingen en zijn daarom figuurlijk bedoeld. De andere zinnen bevatten geen vergelijkingen en zijn letterlijk bedoeld.

Slide 8 - Diapositive

Stukje theorie voor de toets....!!

Slide 9 - Diapositive

In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken:
            het object (o)               en             het beeld (b):

Joris en Erick (o) lijken op elkaar als twee druppels water (b)

Het object is iets uit de werkelijkheid: iets wat dus echt is.
Het beeld is iets waar het object op lijkt.
Vergelijkingen Object en Beeld

Slide 10 - Diapositive

De ballerina oogde zo licht als een veertje.
object =                            beeld =

Zijn buik lijkt wel een luchtballon.
object =                            beeld =

Klas 1Vha en 1Vhb is net een kippenhok.
object =                             beeld =

Slide 11 - Diapositive

De ballerina oogde zo licht als een veertje.
object = de ballerina    beeld = een veertje

Zijn buik lijkt wel een luchtballon.
object =                            beeld =

Klas 1Vha en 1Vhb lijken soms net een kippenhok.
object =                             beeld =

Slide 12 - Diapositive

De ballerina oogde zo licht als een veertje.
object = de ballerina    beeld = een veertje

Zijn buik lijkt wel een luchtballon.
object = zijn buik           beeld = een luchtballon

Klas 1Vha en 1Vhb lijken soms net een kippenhok.
object =                             beeld =

Slide 13 - Diapositive

De ballerina oogde zo licht als een veertje.
object = de ballerina    beeld = een veertje

Zijn buik lijkt wel een luchtballon.
object = zijn buik           beeld = een luchtballon

Klas 1Vha en 1Vhb lijken soms net een kippenhok.
object = Klas 1Vha en 1Vha    beeld = een kippenhok

Slide 14 - Diapositive

Pak een blaadje en een pen. Zoek het woord dat in de vergelijking past en noteer de hele vergelijking. Kies uit: beven – branden – groen – hard – hoog – huilen – klaar – klein – lachen – uitgaan – vast – wuiven.

a zo … als een huis
b … als een boer met kiespijn
c zo … als gras
d … als een rietje
e zo … als een klontje
f … als een fakkel

Slide 15 - Diapositive

Pak een blaadje en een pen. Zoek het woord dat in de vergelijking past en noteer de hele vergelijking. Kies uit: beven – branden – groen – hard – hoog – huilen – klaar – klein – lachen – uitgaan – vast – wuiven.

a zo vast als een huis
b lachen als een boer met kiespijn
c zo groen als gras
d beven als een rietje
e zo klaar als een klontje
f branden als een fakkel

Slide 16 - Diapositive

Ga nu naar de digitale methode en maak van Taal - §6 Vergelijkingen opdracht 2 en 4 (zie planning)

Slide 17 - Diapositive