Der, die und das klas 1

• Duits
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1,2

Der, die und das

De lidwoorden in het Nederlands:

de en het

worden in het Duits aangegeven met:

der, die und das

der Mann, die Frau, das Kind

Geslacht: der, die of das? 

Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 

mannelijk: der 

vrouwelijk: die 

onzijdig: das

De regels

Als je in het Duits de woorden moet leren, leer dan gelijk ook of het woord der, die of das is.

Maar soms is het mogelijk om zelf te bedenken of er voor een woord der, die of das komt te staan. Dit noemen we de hoofdregels voor het bepalen van het geslacht van zelfstandige naamwoorden.

De hoofdregels der, die of das

Mannelijk (der) - Mannelijke persoons- en diernamen: der Lehrer, der Mann, der Stier

Vrouwelijk (die) - Vrouwelijke persoons- en dierennamen: die Lehrerin, die Frau, die Kuh

Dingen die eindigen op -e: die Adresse, die Toilette, die Schule, die Lampe

De hoofdregels der, die of das

Onzijdig (das): de meeste woorden waar in het Nederlands "het" voor staat, zijn in het Duits das-woorden:

het kind - das Kind

het haar - das Haar

het dorp - das Dorf

het land - das Land

In het meervoud gebruik je altijd het lidwoord die.

Gibt es noch Fragen?

Vielen Dank für eure Einsatz!