Cursus Grammatica Zinsdelen

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 2A
Pak je laptop en leg hem dicht op tafel






 Huiswerk
Vrijdag 8 maart:
- Maken: cursus 5 grammatica zinsdelen






Leerdoelen:
- Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden
- Ik kan het onderwerp in een zin vinden
- Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen



1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 2A
Pak je laptop en leg hem dicht op tafel






 Huiswerk
Vrijdag 8 maart:
- Maken: cursus 5 grammatica zinsdelen






Leerdoelen:
- Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden
- Ik kan het onderwerp in een zin vinden
- Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen



Slide 1 - Diapositive

De komende lessen...
...gaan we van ieder hoofdstuk de zinsdelen leren. 
Aan het einde van alle lessen ken je:

persoonsvorm, gezegde (werkwoordelijk én naamwoordelijk gezegde), onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling.

Slide 2 - Diapositive

Grammatica zinsdelen H1
Leerdoelen:

- Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden
- Ik kan het onderwerp in een zin vinden
- Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen

Slide 3 - Diapositive

Hieronder vind je een aantal woorden/groepjes woorden.
Maak hiermee zoveel mogelijk verschillende zinnen.
Gebruik in elke zin alle woorden/groepjes woorden.

Vorig jaar heb ik voor mijn vrienden een damtoernooi georganiseerd.

Slide 4 - Question ouverte

"Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin."
De persoonsvorm =
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
- Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
D
Kees

Slide 6 - Quiz

 H1 grammatica zinsdelen
Zinnen bestaan uit zinsdelen: 
één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen. Je kunt een zinsdeel meestal vooraan in de zin plaatsen: voor de persoonsvorm.

Bijvoorbeeld: 
In Lord of the Rings / moet / de hobbit Frodo / een ring / vernietigen.

Slide 7 - Diapositive

Zinsdelen vinden

Slide 8 - Diapositive

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen
Josefien wil zaterdag graag winkelen.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in deze zin?

De meeste leerlingen waren wel in voor een grapje.
A
De meeste leerlingen
B
waren
C
wel in
D
voor een grapje

Slide 10 - Quiz

En nu...

Maken: de online opdrachten van grammatica zinsdelen hoofdstuk 1.




Slide 11 - Diapositive

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1E

Vandaag...
- Grammatica zinsdelen H1, blz. 28 van je boek



 Huiswerk
Dinsdag 2 februari:
- Maken: H1 grammatica zinsdelen
- Leren: theorie H1 grammatica zinsdelen (blz. 28)





Leerdoelen:
- Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden
- Ik kan het onderwerp in een zin vinden
- Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen



Slide 12 - Diapositive

Wat is in deze zin de persoonsvorm?

Zetten jullie de afvalcontainer op tijd buiten?
A
Zetten
B
jullie
C
de afvalcontainer
D
op tijd buiten

Slide 13 - Quiz

Verdeel deze zin in zinsdelen:

Die ontzettend lelijke armbandjes zijn lange tijd in de mode geweest.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in deze zin?

Vakantie blijkt voor veel mensen een bron van inspiratie.
A
Vakantie
B
blijkt
C
voor veel mensen
D
een bron van inspiratie

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Einde van de les
Leerdoelen:
- Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden
- Ik kan een zin in zinsdelen verdelen
- Ik kan het onderwerp in een zin vinden

Huiswerk vrijdag 8 maart: 
- HV-TH Maken: Grammatica herhaling (online)



Slide 17 - Diapositive

Hieronder vind je een aantal woorden/groepjes woorden.
Maak hiermee zoveel mogelijk verschillende zinnen.
Gebruik in elke zin alle woorden/groepjes woorden.

In de zomer gaan wij altijd naar het buitenland.

Slide 18 - Question ouverte

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.

Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!
  • Ik heb veel te doen.
--> werkwoordelijk gezegde: heb te doen



Werkwoordelijk gezegde (wwg)

Slide 19 - Diapositive

DOET het onderwerp iets/ of IS het OW iets.


 
a) Merel is in het weekend weleens DJ.
b) In het Lingebos vind je veel paddenstoelen. 
c) Tijdens de laatste voetbalwedstrijden heeft niemand gescoord.
d) Bryant zal altijd de beste vriend van Wouter blijven.

Slide 20 - Diapositive

Lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp is een zinsdeel. 

Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 

Belangrijk: niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp.
Lijdend voorwerp (lv)

Slide 21 - Diapositive

Planning 2KGT

  • Herhaling PV/OW/LV 
  • Maken Lijdend voorwerp opdracht 3, 4, 5, 6 (blz. 212-213)
  • Nakijken
  • Stencil
  • Goed werken: Kelderklasse
Doel:
Ik kan de persoonsvorm, het onderwerp en het lijdend voorwerp in een zin benoemen.

Slide 22 - Diapositive

ZINSDELEN

Slide 23 - Diapositive

 cursus 5 grammatica zinsdelen onderwerp
Onderwerp vinden:
- Stel de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm
--> het antwoord is het onderwerp.

Bijvoorbeeld:  
Mijn nichtjes hebben gisteren bij Jim een taart gebakken voor oma.
Wie + PV? Wie hebben? Mijn nichtjes.

Slide 24 - Diapositive

Planning les 1

  • Stil lezen
  • Herhaling pv/ ow/ lv/ wwg/ nwg
  • HV: naamwoordelijke gezegde opdracht 1-5 (bladzijde 210-211)
  • TH:  stencil maken en inleveren
Planning les 2

  • Blink: Mysterie oplossen
  • Hoe: in groepjes van twee/ drie

Slide 25 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden en een (zelfstandig, bijvoeglijk, enz.) naamwoord.

Het naamwoordelijk gezegde geeft altijd aan dat iets of iemand iets ís.

Slide 26 - Diapositive

Het lijdend voorwerp
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 
Let op! Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp!
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 27 - Diapositive

Planning KGT
  • Herhaling grammatica
  • Oefenen laptop: p.8 ZD mixopdrachten
  • Klaar: Oefentoets grammatica zinsdelen 
  • Mysterie  
Doel: 
  • Ik kan de persoonsvorm in de zin benoemen.
  • Ik kan het onderwerp in de zin benoemen.
  • Ik kan het lijdend voorwerp  benoemen in de zin.
  • Ik kan de zinsdelen benoemen.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Grammatica Zinsdelen

Slide 30 - Diapositive

Bijvoeglijke bepaling
- De bijvoeglijke bepaling is geen zinsdeel 

- Een bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord  staan binnen het zinsdeel. 

- Er kunnen meerdere bijvoeglijke bepalingen in een zin staan. 

 
HV: bladzijde 218-219

Slide 31 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
  1. waar= bijwoordelijke bepaling van plaats
  2. wanneer= bijwoordelijke bepaling van tijd
  3. hoe = bijwoordelijke bepaling van reden

Maken:
-HV: oefentoets/ mixopdrachten online
-TH: Blz. 212-213 opdracht 1-5/ oefentoets

Slide 32 - Diapositive

'mooi ' en 'lelijk' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Deze bijvoeglijk naamwoorden zeggen iets over
A
het zelfstandig naamwoord
B
het werkwoord

Slide 33 - Quiz


Zet een streep onder de persoonsvorm en een rondje om het onderwerp

Gisteren heeft zijn opa een vakantie geboekt.

Slide 34 - Question ouverte

planning
TL: bladzijde 208 alle opdrachten
HV: bladzijde 218 alle opdrachten

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Grammatica zinsdelen H1
Persoonsvorm
Persoonsvorm vinden:
- Maak van de zin een vraag,
de persoonsvorm is dan het 1e werkwoord in de zin.
- Zet de zin in een andere tijd,
het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
- Verander het getal van de zin, 
maak van enkelvoud meervoud of andersom,
het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

Slide 37 - Diapositive

"Om half negen gaan wij altijd koffiedrinken."
De persoonsvorm =
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 38 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
- Hoe laat staan jullie altijd op?
A
Hoe laat
B
Er is geen persoonsvorm.
C
staan
D
altijd

Slide 39 - Quiz

 H1 grammatica zinsdelen
Zinnen bestaan uit zinsdelen: 
één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen. Je kunt een zinsdeel meestal vooraan in de zin plaatsen: voor de persoonsvorm.

Bijvoorbeeld: 
In Lord of the Rings / moet / de hobbit Frodo / een ring / vernietigen.

Slide 40 - Diapositive

Zinsdelen vinden

Slide 41 - Diapositive

ZINSDELEN

Slide 42 - Diapositive

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen
Josefien wil zaterdag graag winkelen.

Slide 43 - Question ouverte

 H1 grammatica zinsdelen
Onderwerp vinden:
- Stel de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm
--> het antwoord is het onderwerp.

Bijvoorbeeld:  
Mijn nichtjes hebben gisteren bij Jim een taart gebakken voor oma.
Wie + PV? Wie hebben? Mijn nichtjes.

Slide 44 - Diapositive

Wat is het onderwerp in deze zin?

De meeste leerlingen waren wel in voor een grapje
A
De meeste leerlingen
B
waren
C
wel in
D
voor een grapje

Slide 45 - Quiz

Opdracht deze les
NL Online
H1 Grammatica zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp
= huiswerk 5 januari


Klaar?
H1 Trainen (rechterkolom) 'grammatica zinsdelen'

Slide 46 - Diapositive

Wat is in deze zin de persoonsvorm?

Zetten jullie de afvalcontainer op tijd buiten?
A
Zetten
B
jullie
C
de afvalcontainer
D
op tijd buiten

Slide 47 - Quiz

Verdeel deze zin in zinsdelen:

Vriendschapsbandjes zijn lange tijd in de mode geweest.

Slide 48 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in deze zin?

Vakantie blijkt voor veel mensen een bron van inspiratie.
A
Vakantie
B
blijkt
C
voor veel mensen
D
een bron van inspiratie

Slide 49 - Quiz

Einde van de les
Leerdoelen:
- Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden
- Ik kan een zin in zinsdelen verdelen
- Ik kan het onderwerp in een zin vinden

Huiswerk:
5 januari: H1 grammatica zinsdelen af

Slide 50 - Diapositive