Zinsdelen: persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 2A

Vandaag...
- Stillezen
- Taalverzorging grammatica: meewerkend voorwerp




 
Huiswerk
Maandag 28 november
de brug grammatica zinsdelen
Meenemen: leesboek




Leerdoelen:
- Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen
- Ik kan de persoonsvorm, het gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp vinden in een zin


1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 2A

Vandaag...
- Stillezen
- Taalverzorging grammatica: meewerkend voorwerp




 
Huiswerk
Maandag 28 november
de brug grammatica zinsdelen
Meenemen: leesboek




Leerdoelen:
- Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen
- Ik kan de persoonsvorm, het gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp vinden in een zin


Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Je weet hoe je de persoonsvorm kan vinden 
  • Je weet hoe je het onderwerp kan vinden 
  • Je weet hoe je het gezegde kan vinden 

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm
  • De persoonsvorm vind je door de zin van tijd te veranderen. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Ik ga mijn huiswerk maken / Ik ging mijn huiswerk maken.

Hoe laat heb jij afgesproken? / Hoe laat had jij afgesproken?


Slide 3 - Diapositive

Persoonsvorm
De persoonsvorm is een zinsdeel. Voor de persoonsvorm kan maximaal 1 zinsdeel staan. De persoonsvorm kan ook aan het begin van de zin staan; dan staat er dus geen zinsdeel voor. 

De dieren uit de dierentuin /  worden / altijd  / heel wild / van alle nieuwsgierige bezoekers.


Slide 4 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Koperen draden kunnen goed elektriciteit begeleiden.
A
goed
B
begeleiden
C
draden
D
kunnen

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin: Waarom zouden vrouwelijke militairen volgens jou geen generaal mogen worden?
A
zouden
B
mogen
C
worden
D
geen generaal mogen worden

Slide 6 - Quiz

Zinsdelen
Een zin verdeel je volgens een aantal stappen in zinsdelen:

1. De persoonsvorm is 1 zinsdeel
2. Alles wat voor de persoonsvorm staat vormt 1 zinsdeel
3. Alle andere werkwoorden in de zin vormen samen 1 zinsdeel
4. Alle woorden die samen voor de persoonsvorm zouden kunnen staan, vormen samen 1 zinsdeel. 

Slide 7 - Diapositive

Verdeel de zin in zinsdelen:
Zo’n smartphone lijkt me voor reizigers bijzonder handig.

Slide 8 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen:
De mens zou de malariamug volledig kunnen uitroeien.

Slide 9 - Question ouverte

De volgende leerlingen kunnen alvast aan de slag:


Charlotte, Max, Imke, Jens, Lars, Maria, Melanie, Salar

Maak: Taalverzorging grammatica H1:  zinnen in zinsdelen verdelen
Taalverzorging grammatica H3: werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp

Maria: Kijk even of je nog opdrachten opnieuw moet maken van H1 en H3. Maak daarna Taalverzorging grammatica H4: meewerkend voorwerp

Slide 10 - Diapositive

Onderwerp
Het onderwerp van de tekst vind je door antwoord te geven op de vraag: wie/wat + pv? 

De persoonsvorm heb je al in een eerdere stap gevonden, dus dit vul je in in de vraag. 

De dieren uit de dierentuin worden altijd heel wild van alle nieuwsgierige bezoekers.


Slide 11 - Diapositive

Wat is het onderwerp? Mijn oude kat gaat waarschijnlijk binnenkort dood.
A
Mijn oude kat
B
kat
C
gaat dood
D
waarschijnlijk binnenkort

Slide 12 - Quiz

Gezegde
Het gezegde zijn alle werkwoorden in de zin, dus de persoonsvorm samen met de andere werkwoorden. 

Als er maar één werkwoord in de zin staat dan is dat zowel je persoonsvorm als je gezegde. 

Slide 13 - Diapositive

Sleep alle werkwoorden naar 'werkwoorden' alles wat geen werkwoord is sleep je naar 'geen werkwoord'.
timer
0:45
Werkwoorden
Geen werkwoord
huis
goede bedoelingen
verhuizen
heb willen houden
zijn
zijn hond

Slide 14 - Question de remorquage

Mijn moeder heeft een taart gebakken

pv =

wg =

ow =


Welke zinsdeel is er over? 

Slide 15 - Diapositive

Mijn moeder heeft een taart gebakken

pv = heeft

wg = heeft gebakken

ow ( wie + pv/wg?)= mijn moeder


over  = een taart, je krijgt het antwoord "een taart" als je de vraag "wat + pv + ow" stelt.

Slide 16 - Diapositive

lijdend voorwerp


wie/wat + gezegde + onderwerp?
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.

Slide 17 - Diapositive

Voorbeeld:
Hij maakt zijn huiswerk.
    Wat maakt hij?
    antwoord: zijn huiswerk
    zijn huiswerk is lijdend voorwerp

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld:
Ze waarschuwden hem niet op tijd.
    Wie waarschuwden ze?
    antwoord: hem
    hem is lijdend voorwerp

Slide 19 - Diapositive

Even oefenen

Slide 20 - Diapositive

De jongens gooiden sneeuwballen

Pv=?
A
de jongens
B
gooiden
C
sneeuwballen

Slide 21 - Quiz

De jongens gooiden sneeuwballen

lv=?
A
de jongens
B
gooiden
C
sneeuwballen

Slide 22 - Quiz

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
Lv=?

Slide 23 - Question ouverte

Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
Lv=?

Slide 24 - Question ouverte

Nog even op een rijtje...
Persoonsvorm: zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Gezegde: alle werkwoorden in de zin (dus inclusief pv)
Onderwerp: wie/ wat + gezegde?
Lijdend voorwerp: wie / wat + gezegde + onderwerp?
Meewerkend voorwerp: aan wie / voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Huiswerk vrijdag 11 december: 
maken: en leren: Taalverzorging grammatica H1: zinnen in zinsdelen verdelen
                                    Taalverzorging grammatica H3: werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp

Klaar? Ga verder met Taalverzorging H4: meewerkend voorwerp en H5: bijwoordelijke bepaling

Slide 25 - Diapositive

En nu...

- Maak van De Brug - Grammatica zinsdelen

Klaar? Maak dan: 
- Taalverzorging grammatica H1 en H3
(Klaar? Taalverzorging grammatica H4 en H5)

Slide 26 - Diapositive

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 2C

Vandaag...
- Dagopening
- Stillezen
- Taalverzorging grammatica: meewerkend voorwerp




 
Huiswerk
Dinsdag 15 december
Maken: Taalverzorging grammatica H4
Meenemen: leesboek




Leerdoelen:
- Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen
- Ik kan de persoonsvorm, het gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp vinden in een zin


Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Lien

timer
10:00

Slide 29 - Diapositive

Doel:

-Ik ken het onderwerp, de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp


-Ik weet wat het meewerkend voorwerp is en kan deze in een zin aanwijzen

Slide 30 - Diapositive

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'Jan'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 31 - Quiz

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 32 - Quiz

Herhaling:

gezegde: alle werkwoorden uit de zin


onderwerp: wie (wat) + gezegde


lijdend voorwerp: wat (wie) + gezegde + onderwerp

Slide 33 - Diapositive

Meewerkend voorwerp

aan (voor) wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp


Check daarna of je aan (of voor) kunt weglaten of toevoegen.

Soms moet je hiervoor de woordvolgorde aanpassen.


Jan gaf de toets aan de leraar

Slide 34 - Diapositive

Is dit een meewerkend voorwerp?

Hij laat al zijn geld na [aan goede doelen].
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 35 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 36 - Quiz

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 37 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Mag ik u een kopje koffie aanbieden?

Slide 38 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.

Slide 39 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp is:
De ober heeft eindelijk een glas cola voor Meindert ingeschonken.

Slide 40 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?

Hij geeft zijn zus een knuffel.

Slide 41 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De politieagent gaf de foutparkeerder een flinke boete.

Slide 42 - Question ouverte

Nog even op een rijtje...
Persoonsvorm: zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Gezegde: alle werkwoorden in de zin (dus inclusief pv)
Onderwerp: wie/ wat + gezegde?
Lijdend voorwerp: wie / wat + gezegde + onderwerp?
Meewerkend voorwerp: aan wie / voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Huiswerk dinsdag 15 december
maken: en leren: Taalverzorging grammatica H4: meewerkend voorwerp

Klaar? Ga verder met Taalverzorging H5: bijwoordelijke bepaling

Slide 43 - Diapositive