Quizvragen les

Volgende week PW
Paragraaf 1 t/m 6
Groep donderdag: versie 1
Groep vrijdag: versie 2
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Volgende week PW
Paragraaf 1 t/m 6
Groep donderdag: versie 1
Groep vrijdag: versie 2

Slide 1 - Diapositive

Welk klimaat komt NIET voor in Europa?
A
Zeeklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Toendraklimaat
D
Hooggebergte klimaat

Slide 2 - Quiz

Welk klimaat heeft Nederland?
A
Landklimaat
B
Noordzeeklimaat
C
Zeeklimaat
D
Middellandse zeeklimaat

Slide 3 - Quiz


A
Tropisch Regenwoud
B
Woestijn
C
Steppe
D
Savanne

Slide 4 - Quiz


A
Woestijn
B
Savanne
C
Steppe
D
Tropisch regenwoud

Slide 5 - Quiz

Op welke breedte vind je tropisch regenwoud?
A
Hoge breedte
B
Lage breedte
C
Gemiddelde breedte

Slide 6 - Quiz

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
A
Het is hetzelfde
B
Het weer is het klimaat over een lange periode
C
Het klimaat is het weer gemeten over 1 jaar
D
Het klimaat is het weer over lange periode + groot gebied

Slide 7 - Quiz

Weer of klimaat?

Morgen wordt het mooi weer 25 graden en af en toe een klein buitje.
A
Weer
B
Klimaat

Slide 8 - Quiz

De luchtlaag om de aarde noemen we...
A
atmosfeer
B
broeikasgas
C
biosfeer
D
heelal

Slide 9 - Quiz

De atmosfeer wordt van ... opgewarmd.
A
Bovenaf
B
Onderaf

Slide 10 - Quiz

De zonnestralen op hogere breedte leggen een … weg af door de atmosfeer.
A
kortere
B
langere

Slide 11 - Quiz

Welke temperatuurfactor is dit?
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
klimaatscheiding
D
gesteldheid aardoppervlak

Slide 12 - Quiz

Per 1000 meter stijging wordt het ..?.. graden kouder
A
0.6 graden
B
6 graden
C
60 graden

Slide 13 - Quiz

Op 1800 meter is het 6 graden. Hoeveel graden op 3000 meter?
A
-2 graden
B
-1,2 graden
C
0,6 graden
D
-0,6 graden

Slide 14 - Quiz

Welke temperatuurfactor is dit?
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
klimaatscheiding
D
gesteldheid aardoppervlak

Slide 15 - Quiz

Als de aardas recht zou staan, zouden dag en nacht even lang zijn.
A
Juist
B
Onjuist
C
-
D
-

Slide 16 - Quiz

Waar zorgt de scheefstand van de aardas voor?
A
dag en nacht
B
zomer en winter

Slide 17 - Quiz

De scheve aardas is de oorzaak van de seizoenen.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Hoe heet de denkbeeldige lijn die ten zuiden van de evenaar loopt?
A
Evenaar
B
Steenbokskeerkring
C
Kreeftskeerkring
D
Aardas

Slide 19 - Quiz

Wat is de beste verklaring voor het mooie weer in de zomer?
A
In de zomer is de dampkring op ons halfrond dunner
B
In de zomer staat de aarde dichter bij de zon
C
In de zomer staat de zon hoger door de scheve aardas

Slide 20 - Quiz

Poolnacht en midzomernacht bestaan niet op het zuidelijk halfrond.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 21 - Quiz

De scheve stand van de aarde ten opzichte van de zon veroorzaakt seizoenen.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 22 - Quiz


Hoe heet deze lijn?
A
evenaar
B
kreeftskeerkring
C
nulmeridiaan
D
steenbokskeerkring

Slide 23 - Quiz


Hoe heet deze lijn?
A
evenaar
B
kreeftskeerkring
C
nulmeridiaan
D
steenbokkeerkring

Slide 24 - Quiz

Op 21 december schijnt de zon loodrecht op de _______. Het is dan zomer op het _______ halfrond.
A
Steenbokskeerkring / Zuidelijk
B
Steenbokskeerkring / Noordelijk
C
Kreeftskeerkring / Zuidelijk
D
Kreeftskeerkring / Noordelijk

Slide 25 - Quiz

De aarde draait om de zon in ...
A
300 dagen
B
3 maanden
C
365 dagen
D
50 weken

Slide 26 - Quiz

Dag en nacht worden veroorzaakt door............
A
Draaiing van de maan om de aarde
B
Draaiing van de aarde om de zon
C
Draaiing van de aarde om haar eigen as
D
De schuine hoek van de zonnestralen

Slide 27 - Quiz

Kennen jullie de fases van water? Sleep naar het juiste vak
Vast

Vloeibaar
Gas
rijp
sneeuw
waterdamp
mist
grondwater
gletsjer
wolk
oppervlaktewater
hagel

Slide 28 - Question de remorquage

Wat is de beste titel
bij deze afbeelding?
A
waterverdeling
B
wateroverlast
C
waterkringloop
D
piekafvoer

Slide 29 - Quiz

Wat is de korte waterkringloop?
A
De waterkringloop boven een rivier
B
De waterkringloop op een berg
C
De waterkringloop boven zee
D
De waterkringloop in de wolken

Slide 30 - Quiz

De kleine waterkringloop
Verdamping
Neerslaan
Koken

Slide 31 - Question de remorquage

Korte waterkringloop
Lange waterkringloop
Gemengde rivier
Regenrivier
Gletsjerrivier

Slide 32 - Question de remorquage

In Nederland hebben wij voornamelijk:
A
Stijgingsregen
B
Stuwingsregen
C
Frontale regen

Slide 33 - Quiz

Je ziet hier...
A
Stuwingsregen
B
Stijgingsregen

Slide 34 - Quiz

Op de afbeelding
zie je...
A
Stijgingsregen
B
Frontale regen
C
Stuwingsregen

Slide 35 - Quiz

Wat warmt het snelst op?
A
Land
B
Zee
C
Land en zee even snel
D
Land en zee even langzaam

Slide 36 - Quiz

Als je uitgaat van de land/zee verhouding, dan zal Berlijn
A
in de winter warmer en in zomer kouder zijn dan NL
B
in de winter kouder en in de zomer kouder zijn dan NL
C
In de winter warmer en in de zomer warmer zijn dan NL
D
In de winter kouder en in de zomer warmer zijn dan NL

Slide 37 - Quiz

De warme zeestroom zorgt in Nederland voor een...
A
Zachte winter, koele zomer
B
Strenge winter, hete zomer
C
Nat klimaat
D
Droog klimaat

Slide 38 - Quiz

Waar komt in (het grootste deel van) Nederland de wind vandaan?
A
Noordoosten
B
Noordwesten
C
Zuidoosten
D
Zuidwesten

Slide 39 - Quiz

Welke drie soorten neerlag heb je ook alweer?
A
Stijgingsneerslag, stuwingsneerslag en winterse neerslag
B
Stuwingsneerslag, zomerse neerslag en stijgingsneerslag
C
Stijgingsneerslag, stuwingsneerslag en bergneerslag
D
Stijgingsneerslag, stuwingsneerslag en frontale neerslag

Slide 40 - Quiz

Wat vinden we vooral in Nederland?
A
Stijgingsneerslag
B
Stuwingsneerslag
C
Frontale neerslag
D
Droge, dalende lucht

Slide 41 - Quiz

Aanlandige wind waait :
A
Van het land richting zee
B
Als een zachte bries
C
Kan alle richtingen uit waaien
D
Van zee richting land

Slide 42 - Quiz

Op de afbeelding zie je ...
A
Aanlandige wind
B
Aflandige wind

Slide 43 - Quiz

Een noordwesten wind waait richting:
A
Het noordwesten
B
Het zuidwesten
C
Het zuidoosten
D
Het noordoosten

Slide 44 - Quiz