Blok 5 - Spelling - les 2 - bezitsvorm en getallen

Blok 5 - Spelling
5.9 Bezitsvorm
5.10 Getallen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Blok 5 - Spelling
5.9 Bezitsvorm
5.10 Getallen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dictee
Pak je schrift. 
Er komt een dictee. 
Je hoeft niet de hele zin op te schrijven, alleen de woordjes die apart genoemd worden. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kunnen 
Je weet wat een bezitsvorm is.

Je weet dat er regels zijn over wanneer je een getal voluit schrift en wanneer niet.


 
Je kunt de bezitsvorm van zelfstandige naamwoorden goed spellen.

Je kunt getallen goed spellen.





Weten 
Blok 5
1 KGT

Slide 3 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

           Bezitsvorm
5.9
In de bezitsvorm schrijf je de -s altijd vast aan het zelfstandige naamwoord, behalve:
  • als het nodig voor de uitspraak: als het zelfstandige naamwoord eindigt op een lange klinker of een -y. Je schrijft dan een 's.
  • als het zelfstandige naamwoord eindigt op een sisklank. Je schrijft dan alleen een apostrof.
Mijn broers fiets.
Mijn oma's fiets.
Kees' fiets.

Slide 5 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Mijn moeder haar fiets .
bezitsvorm:
A
mijn moeders fiets
B
mijn moeder's fiets
C
mijn moeder fiets
D
mijn moederen fiets

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De hond van Ronny.
Wat is de bezitsvorm?
A
Ronnys hond
B
Ronny's hond

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bezitsvorm
De fiets van Mieke
A
Mieke's fiets
B
Miekes fiets

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bezitsvorm
De tas van Max
A
Max's tas
B
Max' tas
C
Maxs tas

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bezitsvorm
De jas van Helena
A
Helenaas jas
B
Helena's jas
C
Helenas jas

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het boek van Onno.
Wat is de bezitsvorm?
A
Onno' boek
B
Onnos boek
C
Onno's boek

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bezitsvorm
De laptop van Jacky
A
Jackys laptop
B
Jackies laptop
C
Jacky's laptop

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

           Getallen
5.10
  • blz. 231
In teksten schrijf je meestal geen cijfers, maar schrijf je getallen voluit.
Op deze regel zijn een paar uitzonderingen:
  • Bij maten en gewichten zijn getallen overzichtelijker.
  • Grote, ingewikkelde getallen schrijf je meestal in cijfers. 

  • Voor of na cijfers en getallen kom je soms speciale tekens en afkortingen tegen zoals %, €, kg of cm. In een tekst schrijf je deze voluit: procent, euro, kilo of centimeter.
  • Getallen tot en met twintig schrijf je voluit.
  • Net als tientallen en  honderdtallen.

Slide 13 - Diapositive

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Bij 2 winkels zijn de chocopinda’s in de aanbieding.
B
Bij twee winkels zijn de chocopinda’s in de aanbieding.

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Ze kosten normaal drie euro, wat ik best duur vind.
B
Ze kosten normaal 3 euro, wat ik best duur vind.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Nu zijn ze maar 1 euro 50.
B
Nu zijn ze maar een euro vijftig.

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Ik ben er vanochtend om 09.00 uur meteen naartoe gegaan.
B
Ik ben er vanochtend om negen uur meteen naartoe gegaan.

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Gelukkig lagen er nog wel meer dan 50 zakken!
B
Gelukkig lagen er nog wel meer dan vijftig zakken!

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?
A
Ik had genoeg geld voor 4 zakjes.
B
Ik had genoeg geld voor vier zakjes.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je vandaag geleerd? Schrijf minimaal één ding op.

Slide 20 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions