SO bespreken

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:


SO bespreken

Slide 2 - Diapositive

Regels

Op tafel heb je ALLEEN een potlood

Tijdens het bespreken van de vragen worden er geen vragen gesteld. 
Heb je een opmerking zet dan een kruisje bij de vraag. 
Na afloop kunnen de vragen worden behandeld

Slide 3 - Diapositive

Vraag 1
Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde. Begin met de gebeurtenis die het eerste plaats vond. (2p)

 
  1. Julius Caesar wordt vermoord in de senaat
  2. De stad Rome wordt gebouwd
  3. Julius Caesar roept zichzelf uit tot dictator
  4. Koning Tarquinius Supèrbus wordt verdreven
  5. Begin van de keizertijd
  6. De Pax Romana begint

Juiste antwoord is:
2-4-3-1-5-6

Alles goed 2p
één cijfer omgedraaid =1p 

Slide 4 - Diapositive

Vraag 2

Hoe gingen Romeinen om met de overwonnen volken en waarom was dit voor beidde groepen positief? (3p.)

Slide 5 - Diapositive

Vraag 3
Geef van de volgende stellingen aan of ze juist of onjuist zijn. Als een stelling onjuist is geef dan ook aan waarom deze onjuist is. (2p)

 
A) Voor boeren was vechten in het leger een goede manier om rijk te worden.
B) De Klassieke Cultuur is een andere naam voor de Germaanse Cultuur
Een beroepsleger is een leger met soldaten die van vechten hun beroep hebben gemaakt en die C) betaald worden van belastinggeld.
D) De keizer was de hoogste bestuurder in de Romeinse Republiek.

Slide 6 - Diapositive

Vraag 3
Geef van de volgende stellingen aan of ze juist of onjuist zijn. Als een stelling onjuist is geef dan ook aan waarom deze onjuist is. (2p)

 
A) Voor boeren was vechten in het leger een goede manier om rijk te worden.
B) De Klassieke Cultuur is een andere naam voor de Germaanse Cultuur
Een beroepsleger is een leger met soldaten die van vechten hun beroep hebben gemaakt en die C) betaald worden van belastinggeld.
D) De keizer was de hoogste bestuurder in de Romeinse Republiek.

(half punt per goed of fout antwoord)

Slide 7 - Diapositive

Vraag 4
Ongeveer in dezelfde tijd dat Athene een democratie werd, veranderde in Rome de bestuursvorm van een monarchie in een republiek.

A) Leg uit waarom de Romeinen de monarchie afschaften en een republiek instelden. (1p)

B) In de republiek waren er twee functies die erg belangrijk waren, die van consul en senator. Leg van beide functies uit wat ze deden en waarom ze dus zo belangrijk waren. (2p.)

C) Een derde functie die belangrijk was, was de functie van volkstribuun. Leg uit wat de volkstribuun moest doen én waarom zijn taak zo lastig was om uit te voeren. (2p.)

Slide 8 - Diapositive

Vraag 5 
Gebruik bron 1
A) Welke historische gebeurtenis is te zien op dit schilderij? Verklaar je antwoord met elementen (=stukjes/onderdelen) uit de bron. (2p)

B) Na deze gebeurtenis ontstond er een burgeroorlog en was er sprake van chaos in het Romeinse Rijk. Leg uit hoe Rome na deze burgeroorlog toch in een keizerrijk/ monarchie kon veranderen. (1p)

Slide 9 - Diapositive

Vraag 6 
Gebruik bron 2
A) Welk begrip (één woord) uit het boek zou een goede titel voor bovenstaande bron kunnen zijn? Leg je antwoord goed uit. (2p)

B) De Romeinen en Germanen hadden op religieus (= godsdienst) gebied overeenkomsten en verschillen. Welk verschil kun je in de tekst vinden? Gebruik in je antwoord ook een citaat uit de bron! (2p)

C) Noem twee zaken uit de tekst van de Romeinen die wij nog steeds gebruiken. Geef hierbij ook een citaat uit de bron. (2p) 

Slide 10 - Diapositive

Vraag 7 
Gebruik bron 3.
Deze bron laat een succes van het Romeinse leger zien.

 
A) Leg met behulp van een citaat uit de bron uit waardoor het Romeinse leger succesvol was. (2p)

B) Noem, zonder de bron te gebruiken, nog een andere reden waardoor het Romeinse leger zo succesvol was. (1p)

Slide 11 - Diapositive

Vraag 8
Het christendom ontstond als groep binnen een andere godsdienst, namelijk het jodendom.

A) Noem twee overeenkomsten tussen het jodendom en het christendom. (2p)

B) Leg uit waarom juist armen en slaven zich aansloten bij het christendom. (2p.)

Slide 12 - Diapositive

Vul de volgende vragen in!
Doe het eerlijk Alleen ik krijg de antwoorden te lezen.

Slide 13 - Diapositive

Vragen? 

Blijf dan even zitten.

Geen vragen? Dan wens ik je al een fijne dag en zie ik jullie morgen weer!

Slide 14 - Diapositive