H5 taalverzorging - lastige werkwoorden

Welkom bij Nederlands!





Check:
  • Staat je telefoon uit en zit hij in de telefoonbak?
  • Liggen alle spullen die je nodig hebt op tafel?






Op tafel ligt: 
  • Agenda
  • Pen
  • Schrift
  • Lesboek
  • Laptop (dicht)










1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!





Check:
  • Staat je telefoon uit en zit hij in de telefoonbak?
  • Liggen alle spullen die je nodig hebt op tafel?






Op tafel ligt: 
  • Agenda
  • Pen
  • Schrift
  • Lesboek
  • Laptop (dicht)










Slide 1 - Diapositive

Dinsdag 7 juni:
  • H5, taalverzorging: opdr. 1 t/m 6 (blz. 136/137)
Huiswerk

Slide 2 - Diapositive

  • Toets lezen 



Vorige les

Slide 3 - Diapositive






H5 Taalverzorging - spelling


































Na de lessen deze week...

  • kun je lastige werkwoorden goed spellen.


Doel

Slide 4 - Diapositive

Spellen/taalverzorging... Maar we begrijpen toch allemaal wat er staat?

- Waarom is (werkwoord)spelling dan wel belangrijk?
- Noem een voorbeeld van een situatie waarin het belangrijk is om werkwoorden goed te spellen.

Slide 5 - Question ouverte

Wat vind jij?
Als je de middelbare school hebt doorlopen, moet je een tekst kunnen schrijven zonder fouten te maken in werkwoordspelling.
Nee, daar ben ik het niet mee eens.
Ja, daar ben ik het mee eens.

Slide 6 - Sondage

Je kunt lastige werkwoorden goed spellen.






Doel

Slide 7 - Diapositive

Maak de opdracht. Kies het werkwoord dat goed gespeld is.
Tom ______________ veel geld. (verdienen)
Mijn moeder heeft koffie ____________. (bestellen)
Sarah ____________ de vraag. (beantwoorden)
Er is een ongeluk ___________. (gebeuren)
verdient
verdiend
bestelt
besteld
beantwoordt
beantwoord
gebeurt
gebeurd

Slide 8 - Question de remorquage




Tom verdient veel geld.

Mijn moeder bestelt koffie.

Sarah beantwoordt de vraag.

Er gebeurt een ongeluk.



Tom heeft veel geld verdiend.

Mijn moeder heeft koffie besteld

Sarah heeft de vraag beantwoord.

Er is een ongeluk gebeurd
Lastige werkwoorden

Slide 9 - Diapositive




Tom verdient veel geld.

Mijn moeder bestelt koffie.

Sarah beantwoordt de vraag.

Er gebeurt een ongeluk.



Tom heeft veel geld verdiend.

Mijn moeder heeft koffie besteld

Sarah heeft de vraag beantwoord.

Er is een ongeluk gebeurd
Lastige werkwoorden
Beide versies komen voor in het Nederlands!
Als je praat, hoor je hetzelfde. Als je schrijft, is er een verschil.

Slide 10 - Diapositive

  • Je hersenen kijken naar welk woord het vaakst voorkomt.

  • Er _______ een ongeluk. (gebeuren)
  • Gebeurd of gebeurt?
  • Gebeurd komt vaker voor.
  • Dus je hersenen kiezen voor gebeurd.
  • Maar dat is helaas niet goed!

  • Er gebeurt een ongeluk.









Wat doen je hersenen?

Slide 11 - Diapositive

  • Er zijn werkwoorden die je op meerdere manieren kunt schrijven.
  • Soms schrijf je gebeurd, en soms schrijf je gebeurt
  • Je kunt je hersenen en je gevoel niet altijd vertrouwen!









Werkwoordspelling

Slide 12 - Diapositive

  • Kijk goed of het werkwoord een persoonsvorm of voltooid deelwoord is.

  • Er _______ een ongeluk. (gebeuren)
  • Vraagproef of tijdproef: persoonsvorm
  • Ik-vorm + t, dus je kiest voor gebeurt.

  • Er gebeurt een ongeluk.










Hoe dan wel?
Help!
Als je de regels voor werkwoordspelling niet meer (precies) weet, gebruik dan het schema (zie bord).

Slide 13 - Diapositive

Is het werkwoord dat op de streep komt te staan een persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Luc heeft zijn voorsprong op allerlei manieren __________ (verdedigen).
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

Help!
Gebruik de vraagproef of tijdproef. 
Is het de persoonsvorm? 

Ja » je schrijft ik-vorm, ik-vorm + t of hele werkwoord.

Nee » maak het woord langer. 
Hoor je -d-, dan schrijf je -d. Hoor je -t-, dan schrijf je t.
Luc heeft zijn voorsprong op allerlei manieren ___________.
verdedigt
verdedigd

Slide 15 - Question de remorquage

Is het werkwoord dat op de streep komt te staan een persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Wie __________ (bepalen) eigenlijk de opstelling van het team?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 16 - Quiz

Help!
Gebruik de vraagproef of tijdproef. 
Is het de persoonsvorm? 

Ja » je schrijft ik-vorm, ik-vorm + t of hele werkwoord.

Nee » maak het woord langer. 
Hoor je -d-, dan schrijf je -d. Hoor je -t-, dan schrijf je t.
Wie _____________ eigenlijk de opstelling van het team?
bepaalt
bepaald

Slide 17 - Question de remorquage

Let op!
Dit is een samengestelde zin, dus er zijn twee persoonsvormen.
Help!
Gebruik de vraagproef of tijdproef. 
Is het de persoonsvorm? 

Ja » je schrijft ik-vorm, ik-vorm + t of hele werkwoord.

Nee » maak het woord langer. 
Hoor je -d-, dan schrijf je -d. Hoor je -t-, dan schrijf je t.
Omdat de aarde opwarmt, _____________ het klimaat in Nederland.
verandert
veranderd

Slide 18 - Question de remorquage

Help!
Gebruik de vraagproef of tijdproef. 
Is het de persoonsvorm? 

Ja » je schrijft ik-vorm, ik-vorm + t of hele werkwoord.

Nee » maak het woord langer. 
Hoor je -d-, dan schrijf je -d. Hoor je -t-, dan schrijf je t.
Tijdens de Landmachtdagen heeft Flinn een tank _____________.
bestuurt
bestuurd

Slide 19 - Question de remorquage

Je kunt lastige werkwoorden goed spellen.






Doel

Slide 20 - Diapositive



Wat?
  • H5, taalverzorging: opdr. 1 t/m 6 (blz. 136/137)

Hoe?
  • Boek + schrift

Klaar? 
  • Nakijken



Heb je hulp nodig?
Kijk eerst naar het stoplicht.
 


Rood? Stil. 
Stel je vraag aan de docent (alleen als je echt niet verder kunt).
Geel? Fluisterniveau. 
Vraag diegene naast je.
Groen? Fluisterniveau. 
Vraag diegene naast je of de docent.

Aan het werk
timer
1:00

Slide 21 - Diapositive






Na deze les...
  • kun je lastige werkwoorden goed spellen.
Doel

Slide 22 - Diapositive

Stel je voor... Je broertje/zusje/buurmeisje/buurjongen uit groep 8 maakt huiswerk over werkwoordspelling en vraagt jou om hulp. Dit is de zin:

Als ik mijn huiswerk af heb, heeft mijn moeder mij wat lekkers ____________. (beloven)

Leg uit: waarom schrijf je 'beloofd' en niet 'belooft'? Gebruik 'persoonsvorm' en 'voltooid deelwoord' in je uitleg.

Slide 23 - Question ouverte

Volgende les
Donderdag:
  • Weektaak afmaken + nakijken
  • Toetsen bespreken

Dinsdag 7 juni: weektaak af
  • H5, taalverzorging: opdr. 1 t/m 6 (blz. 136/137)




Slide 24 - Diapositive