transport

Transport

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Transport

Slide 1 - Diapositive

Het laatste SE....
transport 

Afweer en bescherming

Slide 2 - Diapositive

Transport
Waar gaat dit thema over?
Wat weten jullie al?

Slide 3 - Diapositive

Bloed
Bloed bestaat uit bloedplasma (55%) en uit bloedcellen en bloedplaatjes (45%). 
Bloedplasma: water met plasma-eiwitten en opgeloste stoffen. Bloedplasma vervoert  voedingsstoffen, antistoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen. 

Slide 4 - Diapositive

Bloedcellen

Slide 5 - Diapositive

Rode bloedcellen
Functie:  vervoert zuurstof

Let op: geen KERN

belangrijk: bevat hemoglobine

Slide 6 - Diapositive

Witte bloedcellen
Functie: 
Doden ziekteverwekkers en bacteriën. 


Slide 7 - Diapositive

Witte bloedcellen

Functie: Ziekteverwekkers onschadelijk maken

Geen vaste vorm

Pus: dode witte bloedcellen en bacteriën. 

Slide 8 - Diapositive

Bloedplaatjes
Functie: 
zorgt voor bloedstolling
vorm: 
geen vaste vorm
kern?
geen celkern

Slide 9 - Diapositive

Wat is de functie van rode bloedcellen?
A
Rode bloedcellen hebben geen functie
B
Zuurstof vervoeren
C
Zuurstof en koolstofdioxide vervoeren
D
Koolstofdioxide vervoeren

Slide 10 - Quiz


Wat is de functie van witte bloedcellen?
A
Ziekteverwekkers onschadelijk maken
B
Zuurstof vervoeren
C
Koolstofdioxide afvoeren
D
Zuurstof opnemen

Slide 11 - Quiz

Bloedplaatjes

Slide 12 - Diapositive

Rode beenmerg

Slide 13 - Diapositive

Rood beenmerg
Rood beenmerg
Rood beenmerg
Geel beenmerg

Slide 14 - Diapositive

Hemoglobine
Hemoglobine is een eiwit wat in de rode bloedcellen voorkomt. Hemaglobine kan aan zuurstof en koolstofdioxide binden. Het geeft een rode kleur en het bevat ijzer (Fe2). 

Ijzer is erg belangrijk voor het aanmaken van rode bloedcellen. Daarom recyclet  je lichaam het ijzer uit dode rode bloedcellen om er weer 
nieuwe rode bloedcellen mee te maken. 

Dode rode bloedcellen worden afgebroken in 
het rode beenmerg, de milt en de lever. 

Slide 15 - Diapositive



Hart-longen-hart = kleine bloedsomloop

Slide 16 - Diapositive



Hart-organen-hart = grote bloedsomloop

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Maar hoe zit dit dan?
Het hart bestaat voor een groot gedeelte uit spierweefsel.
De spiercellen hebben allemaal zuurstof en voedingsstoffen nodig en moeten hun afvalstoffen aan het bloed kwijtraken. 

Hoe komen deze cellen in contact met bloed?

Slide 19 - Diapositive

Maar hoe zit dit dan?
Hoe komen deze cellen in contact met bloed?

Vanaf de aorta splitsen de kransslagaders zich af. 
Deze slagaderslopen richting de cellen van het 
hart. De slagaders splitsen zich verder af in 
haarvaten die zich weer verzamelen in de 
holle aders. Dit is dus deel van de grote bloedsomloop

Slide 20 - Diapositive


A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 21 - Quiz

Wanneer je in je vinger snijd, welke route lopen ziekteverwekkers af voor ze bij de aorta komen?

Slide 22 - Question ouverte

Basisstof 3: Bloedvaten

Slide 23 - Diapositive

In welke volgorde stroomt het bloed?
A
Slagader - haarvaten- ader
B
haarvaten - ader - slagader
C
Ader - haarvaten - slagader
D
Slagader - ader - haarvaten

Slide 24 - Quiz

Heeft klepjes
A
Slagader
B
Aders
C
Haarvaten

Slide 25 - Quiz

Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 26 - Quiz

hart- en vaatziekten

Slide 27 - Diapositive

Statistieken

Slide 28 - Diapositive

Slagaderverkalking

Slide 29 - Diapositive

Hartinfarct 

Slide 30 - Diapositive

Hartritmestoornis
Hartritme = snelheid waarmee het hart samentrekt

Normale hartritme is verstoord 

Impulsen werken niet altijd?

Pacemaker 

Slide 31 - Diapositive

wat kun je doen om slagaderverkalking te voorkomen?
A
niet roken
B
regelmatig ontspannen
C
weinig alcohol dinken
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 32 - Quiz

Hoe noemen we een verstopping in de bloedvaten van de hersenen?
A
hartinfarct
B
beroerte
C
hersenschudding
D
hartstilstand

Slide 33 - Quiz