mens en gezondheid 4: Etiketten lezen, diëten en allergieën en eetgedrag

Etiketten lezen 
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Etiketten lezen 

Slide 1 - Diapositive

Na deze les kun je:
- informatie op etiketten lezen

Slide 2 - Diapositive

Op een etiket staat:
naam van het product

ingrediënten
Het ingrediënt dat er het meest in zit, staat vooraan. het        ingrediënt dat er het minst inzit staat achteraan. Zo weet je waarvan het gemaakt is.


Slide 3 - Diapositive

Op een etiket staat:
inhoud
Hoeveel van een levensmiddel erin zit. Bijvoorbeeld 500 gram of 1 liter.

voedingswaarden
Aan de voedingswaarde zie je hoeveel calorieën (Kcal) en voedingsstoffen erin zitten.

Slide 4 - Diapositive

Op een etiket staat:
naam en adres van de fabrikant
Dan weet je waar je terechtkunt als je een vraag of een klacht hebt.

bereidingswijze
Hoe je het moet klaarmaken.

Slide 5 - Diapositive

Op een etiket staat:
bewaarvoorschrift
Soms staat op het etiket hoe je het levensmiddel het best kunt bewaren. Bijvoorbeeld: koel en droog bewaren.

Slide 6 - Diapositive

 Praktijkopdracht 
Je gaat nu oefenen met het lezen van een etiket.
 
Beantwoord de vragen.

 Wat is de naam van dit product?
 

Slide 7 - Diapositive

Wat is de naam van het product?

Slide 8 - Question ouverte

 Praktijkopdracht 

 Welke ingrediënten zitten erin? 


Slide 9 - Diapositive

Welke ingrediënten zitten erin?
Wat tussen haakjes staat hoef je niet op te schrijven.

Slide 10 - Question ouverte

 Praktijkopdracht 

 Wat is de inhoud?

Slide 11 - Diapositive

Wat is de inhoud?

Slide 12 - Question ouverte

 Praktijkopdracht 
Hoe moet het bewaard worden?


Slide 13 - Diapositive

Hoe moet het bewaard worden?

Slide 14 - Question ouverte

Praktijopdracht
Pak een product of kijk naar de afbeelding op blz. 60 uit je boek.
Beantwoord de volgende vragen:
1. Wat is de naam van dit product?
2. Welke ingrediënten zitten er in?
3. Wat is de inhoud?
4. Wat is de naam van de fabrikant?
5. Hoe moet het bewaard worden?
Maak een foto van je antwoorden en stuur die naar de docent.

Slide 15 - Diapositive

Op het etiket staan ook allergenen
Allergenen zijn stofjes die allergische reacties kunnen geven. Ze komen het lichaam binnen via het eten. 

Allergenen moeten vermeld staan op het product.

Slide 16 - Diapositive

Hoelang blijft het goed
Als je eten of drinken koopt kijk je naar de houdbaarheidsdatum. 
Tot deze datum is de kwaliteit van het product goed. Tenminste als het product op de goede manier bewaard is. 
Na deze datum kan de kwaliteit verminderen of kan het product bederven.

Slide 17 - Diapositive

Houdsbaarheidsdatum
TGT: te gebruiken tot
- staat op verse producten
- na deze datum mag je het product niet meer gebruiken. Het kan vedorven zijn.

THT: ten minste houdbaar tot
- staat op langer houdbare producten
- na de THT-datum is het product vaak minder lekker

Slide 18 - Diapositive

Hoe moet je een verpakking weggooien


Op de verpakking kan ook staan hoe je een verpakking moet weggooien.
Uit sommige producten kunnen weer nieuwe producten gemaakt worden. Dit heet recyclen

Slide 19 - Diapositive

Praktijkopdracht
Bekijk dit etiket

Wat kan een allergische reacties geven?

Slide 20 - Diapositive

Wat kan allergische reacties geven?

Slide 21 - Question ouverte

Praktijkopdracht
Bekijk dit etiket

Wat is de voedingswaarde in kcal per portie?

Slide 22 - Diapositive

Wat is de voedingswaarde per portie?

Slide 23 - Question ouverte

Praktijkopdracht 
Bekijk dit etiket

Hoeveel gram gebruik je per persoon?

Slide 24 - Diapositive

Hoeveel gram gebruik je per persoon?

Slide 25 - Question ouverte

Praktijopdracht
Bekijk het product dat je net hebt gepakt nog een keer, of kijk naar de afbeelding op blz. 60 uit je boek.

Beantwoord de volgende vragen:
1. Wat kan allergische reacties geven?
2. Wat is de voedingswaarde per portie?
3. Hoeveel gram gebruik je per persoon?
Stuur een foto van jouw antwoorden naar de docent.

Slide 26 - Diapositive

Diëten
Een dieet is voeding die iemand voorgeschreven krijgt om medische redenen, dus vanwege zijn gezondheid.

Er zijn verschillende diëten.

Mensen kunnen ook een bepaald eetgewoontes hebben vanwege hun geloof, cultuur of uit overtuiging. Bijvoorbeeld ze zijn vegetarisch omdat ze vlees eten zielig vinden voor dieren.

Slide 27 - Diapositive

Energiebeperkt dieet
Bij dit dieet gaat het erom dat je minder calorieën eet dan dat je nodig hebt. Dan val je namelijk af.

Slide 28 - Diapositive

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 29 - Question ouverte

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 30 - Question ouverte

Je kunt nu etiketten lezen 

Slide 31 - Diapositive

Extra lesstof
Ben je snel klaar......
Wil je meer meer weten over dit onderwerp......

Dan volgen er nu een aantal dia's met extra lesstof.
De volgorde waarin je ze doet mag je zelf bepalen.

Slide 32 - Diapositive

Begrippen die horen bij boodschappen doen en het lezen van etiketten
De komende dia's bevatten vragen over:
- Begrippen die horen bij boodschappen doen
- Begrippen die horen bij het lezen van etiketten

Als je het antwoord niet weet mag je het opzoeken op internet.  

Slide 33 - Diapositive

Wat zijn allergenen?

Slide 34 - Question ouverte

Wat betekend bereidingswijze?

Slide 35 - Question ouverte

Wat betekend bewaarvoorschrift?

Slide 36 - Question ouverte

Wat betekend duurzaam?

Slide 37 - Question ouverte

Wat betekend inhoud?

Slide 38 - Question ouverte

Wat betekend THT-datum?

Slide 39 - Question ouverte

Wat betekend TGT-datum?

Slide 40 - Question ouverte

Wat betekend recyclen?

Slide 41 - Question ouverte

Wat betekend voedingswaarde?

Slide 42 - Question ouverte