5.3 Stamboomonderzoek

Lesdoelen 5.3
Je leidt de kans op een bepaald genotype en fenotype bij de nakomelingen af uit een monohybride kruising ...

...met een dominant en recessief allel 
...bij zowel een autosomaal als bij een X-chromosomaal gen. 

 
En bij een codominant of intermediair fenotype.
En bij multipele allelen.
En bij letale allelen.


1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Lesdoelen 5.3
Je leidt de kans op een bepaald genotype en fenotype bij de nakomelingen af uit een monohybride kruising ...

...met een dominant en recessief allel 
...bij zowel een autosomaal als bij een X-chromosomaal gen. 

 
En bij een codominant of intermediair fenotype.
En bij multipele allelen.
En bij letale allelen.


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Herhaling: in een stamboom is een rondje altijd een...
A
vrouw
B
man

Slide 3 - Quiz

Herhaling: als je wilt aantonen dat de 'blauwe' eigenschap recessief is, heb je deze combinatie ouders-kind nodig:
A
B
C
D

Slide 4 - Quiz

Hoe groot is de kans dat een volgend kind van A en B ook hetzelfde fenotype heeft als de ouders?
A
100%
B
50%
C
75%
D
25%

Slide 5 - Quiz

Bij autosomale eigenschappen geldt:
een homozygoot recessief individu kan nooit een homozygoot dominant kind krijgen.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Herhaling: van wie krijgt een meisje haar X-chromosomen?
A
Beide van moeder
B
één van moeder, één van vader.
C
Beide van vader
D
een meisje heeft maar één X-chromosoom

Slide 7 - Quiz

Nog één herhalingsvraag:
Is zwart hier recessief of dominant?
A
Dominant
B
Recessief
C
Ik heb eerlijk waar geen flauw idee

Slide 8 - Quiz

Lesdoel 1
Je leidt de kans op een bepaald genotype en fenotype bij de nakomelingen af uit een monohybride kruising ...

...met een dominant en recessief allel
...bij zowel een autosomaal als bij een X-chromosomaal gen. 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Stel zwart is dominant. Kan hier dan sprake zijn van een X-chromosomaal overervende eigenschap?



A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Is de eigenschap (zwart) dominant of recessief?
A
Dominant
B
Recessief
C
Te weinig informatie

Slide 13 - Quiz

Kan de eigenschap (zwart) X-chromosomaal zijn of niet?
A
Ja, dat zou kunnen
B
Nee, dat kan niet
C
Te weinig informatie

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Mensen die de erfelijk bepaalde afwijking 'korte vingers' hebben, missen een kootje in één of meer vingers. De eigenschap is autosomaal.
Margriet en Kees verwachten hun derde kind.
Hoe groot is de kans dat dit kind normale vingers heeft?

A
0
B
1/4
C
1/2
D
2/3

Slide 16 - Quiz

Xa = ziekte, XA = gezond.
Als vader XaY heeft en moeder is drager van de ziekte, hoeveel kans heeft een zoon dan om de ziekte te krijgen? En een dochter?
A
Zoon: 50% Dochter: 50%
B
Zoon: 0% Dochter: 50%
C
Zoon: 100% Dochter: 25%
D
Zoon: 50% Dochter: 0%

Slide 17 - Quiz

Lesdoel 2
Je leidt de kans op een bepaald genotype en fenotype bij de nakomelingen af uit een monohybride kruising 
bij een codominant of intermediair fenotype, en bij multiple allelen.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Een koppel muizen heeft in hun leven 23 witte nakomelingen gekregen, 25 zwarte, en 43 gele. Welke uitspraak is waar?
A
Geel = een intermediair fenotype
B
Zwart = dominant
C
Geel = dominant
D
De muizen waren beide heterozygoot

Slide 20 - Quiz

Een plantensoort komt voor in drie kleuren.
Geel, rood en groen.
De groene kleur is een intermediaire eigenschap.
Je ziet hieronder 4 kruisingen. Welke kruising klopt niet?

A
Rood x Groen → Rood
B
Groen x Groen → Geel
C
Geel x Groen → Geel
D
Geel x Groen → Rood

Slide 21 - Quiz

multiple allelen
Er zijn van een gen meer dan twee varianten, ook wel allelen genoemd. 

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Welke genotypen en fenotypen kan je hebben als je ouders IAIA en IBi hebben?
A
IAIAmetbloedgroepA
B
IAIBmetbloedgroepAB
C
IAiofIAIBmetbloedgroepAofAB
D
IBimetbloedgroepB

Slide 24 - Quiz

Twee echtparen kregen hun baby in het ziekenhuis.
Echtpaar 1 had bloedgroep A en bloedgroep B.
Echtpaar 2 had bloedgroep O en bloedgroep AB.
De kinderen zijn per ongeluk verwisseld. Kind 1 heeft bloedgroep A en kind 2 heeft bloedgroep O.
A
Kind 1 hoort bij echtpaar 2
B
Kind 2 hoort bij echtpaar 2
C
Zowel kind 1 als kind 2 kunnen bij echtpaar 2 horen
D
Geen van beide kinderen kan bij echtpaar 2 horen.

Slide 25 - Quiz

'De allelen zijn co-dominant'
Dat betekent bij heterozygote individuen...
A
Dat het fenotype het dominante fenotype is is
B
Dat het fenotype intermediair is
C
Dat het genotype intermediair is
D
Dat geen van beide allelen dominant is en dus niet tot uiting komen

Slide 26 - Quiz

Co-dominant
De verschillende allelen zijn samen dominant, dus het fenotype wat je krijgt als je heterozygoot bent (twee verschillende) is een mix van de twee: intermediair fenotype.

Slide 27 - Diapositive

Lesdoel 3
Je leidt de kans op een bepaald genotype en fenotype bij de nakomelingen af uit een monohybride kruising bij letale allelen

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Manx-katten:
mm: staart
Mm: staartloos
MM: niet geboren
Hoe groot is bij de levend geboren katten in deze kruising de kans op het hebben van een staart?
A
25%
B
33%
C
50%
D
66%

Slide 32 - Quiz

Kanaries
Bij kanaries komt een allel e voor dat X-chromosomaal en recessief is. Embryo's die geen allel E bezitten, sterven in een vroeg stadium.

Bij vogels hebben mannetjes twee X-chromosomen per lichaamscel en vrouwtjes één X- en één Y-chromosoom.
Een kanarievrouwtje paart met een homozygoot kanariemannetje.

Hoe groot is de kans dat het eerst-uitgekomen kanariemannetje heterozygoot is voor deze eigenschap?

Slide 33 - Diapositive

allel e = X-chromosomaal en recessief
Embryo's die geen allel E bezitten, sterven in een vroeg stadium.
mannetjes: XX en vrouwtjes XY
Een kanarievrouwtje paart met een homozygoot kanariemannetje.
Hoe groot is de kans dat het eerst-uitgekomen kanariemannetje heterozygoot is voor deze eigenschap?
A
100%
B
75%
C
50%
D
0%

Slide 34 - Quiz

Uitleg
allel e = X-chromosomaal en recessief
Embryo's die geen allel E bezitten, sterven in een vroeg stadium. Dus: XeXe en XeY sterven. Er zijn dus alleen XEXE en XEXe mannetjes en XEY vrouwtjes.
mannetjes: XX en vrouwtjes XY
Een kanarievrouwtje paart met een homozygoot kanariemannetje. Dus: XEY (vrouwtje) paart met XEXE (mannetje)
Hoe groot is de kans dat het eerst-uitgekomen kanariemannetje heterozygoot is voor deze eigenschap?
0% omdat geen van de ouders een Xe bij zich draagt.

Slide 35 - Diapositive

Lesdoelen 5.3
Je leidt de kans op een bepaald genotype en fenotype bij de nakomelingen af uit een monohybride kruising ...

...met een dominant en recessief allel 
...bij zowel een autosomaal als bij een X-chromosomaal gen. 

 
En bij een codominant of intermediair fenotype.
En bij multipele allelen.
En bij letale allelen.


Slide 36 - Diapositive

Ik kan zelf aan de slag met kruisingen en stambomen
Ja, dat gaat zeker lukken
Ja, ik denk het wel...
Nee, ik heb nog vragen over een paar dingen
Nee, ik snap er echt nog helemaal niks van
Ik kan het vast wel maar dat zien we in de TW wel

Slide 37 - Sondage

Ik vond dit het lastigste onderwerp:
Intermediair fenotype
X-chromosomaal
Bloedgroepen
Stambomen
Letale allelen
Dominant / recessief

Slide 38 - Sondage