ww. vt en tt - 1
(komen)
Gisteren _____ veel kinderen te laat op school.
Gisteren _____ veel kinderen te laat op school.
1 / 10
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
(komen)
Gisteren _____ veel kinderen te laat op school.
Gisteren _____ veel kinderen te laat op school.
Slide 1 - Question ouverte
(verven)
Vorig jaar _____ we ons huis.
Vorig jaar _____ we ons huis.
Slide 2 - Question ouverte
(rijden)
Morgen _____ hij naar Arnhem.
Morgen _____ hij naar Arnhem.
Slide 3 - Question ouverte
(vinden)
_____ jij rekenen leuk?
_____ jij rekenen leuk?
Slide 4 - Question ouverte
(maken)
Eergisteren ______ ik mijn huiswerk.
Eergisteren ______ ik mijn huiswerk.
Slide 5 - Question ouverte
(botsen)
Gisteren ______ hij met zijn fiets tegen een hek.
Gisteren ______ hij met zijn fiets tegen een hek.
Slide 6 - Question ouverte
(branden)
De kaars ______ nu al heel lang.
De kaars ______ nu al heel lang.
Slide 7 - Question ouverte
(vinden)
Een uur geleden _____ wij tien euro op straat.
Een uur geleden _____ wij tien euro op straat.
Slide 8 - Question ouverte
(raden)
Wie straks het antwoord _____, krijgt een snoepje.
Wie straks het antwoord _____, krijgt een snoepje.
Slide 9 - Question ouverte
(zweven)
De parachutisten _____ boven het bos.
De parachutisten _____ boven het bos.
