SE A oefenen

SE A
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

SE A

Slide 1 - Diapositive

Bacteriecel
dierlijke cel
plantencel
schimmelcel

Slide 2 - Question de remorquage

Welke onderdelen van de plantencel worden hier aangegeven? 
Celwand
Celkern
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Vacuole

Slide 3 - Question de remorquage

Plantencel
Dierlijke cel
Schimmelcel
Bacteriecel

Slide 4 - Question de remorquage

plantencel
dierlijke cel
schimmelcel
bacterie

Slide 5 - Question de remorquage

De bolle kant van een gewricht
De holle kant van een gewricht
vloeistof in gewricht
zorgt dat botten bij elkaar blijven
gewrichtskom
gewichtskogel
gewrichtssmeer
gewrichtskapsel

Slide 6 - Question de remorquage

Scharnier gewricht
Rol gewricht
Zadel gewricht
Kogel gewricht

Slide 7 - Question de remorquage

Gewricht 1
Gewricht 2
Gewricht 3
Gewricht 4
Rolgewricht
Kogelgewricht
Scharniergewricht

Slide 8 - Question de remorquage

Kraakbeen
Naadverbinding
Gewricht
Sleep het juiste woord naar het bijbehorende plaatje
kogel gewricht
rol gewricht
scharnier gewricht
3
4
8
9
10
11

Slide 9 - Question de remorquage

Inde afbeelding zie je een schematische tekening van het voortplantingsstelsel van de vrouw. Welke geslachtsorganen worden er bedoeld met de onderstaande beschrijvingen? Sleep beschrijving naar de juiste nummers.

Vagina
Blaas
Eileider
Baarmoeder
Eierstok

Slide 10 - Question de remorquage

Primaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken
VROUW!
MAN!
MAN!
VROUW!
Penis
Ongesteldheid
Baard in de keel
Schaamhaar
Balzak
Borsten
Vagina
Bredere bekken
Baardgroei
Groei spieren
Schaamhaar
Meer zweet en talg klieren
Meer zweet en talg klieren
Schaamlippen

Slide 11 - Question de remorquage

gewrichtskogel
kraakbeen
gewrichtssmeer
kapselband

Slide 12 - Question de remorquage

vergroeiiing
naadverbinding
gewrichten
 kraakbeen

Slide 13 - Question de remorquage

Gewricht
Naad
Vergroeid
Kraakbeen

Slide 14 - Question de remorquage

Kraakbeen weefsel
Beenweefsel

Slide 15 - Question de remorquage

Welk nummer is de teelbal?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 16 - Quiz

In de afbeelding zie je
een vorm van
erfelijkheidsonderzoek.

Wat zie je?
A
vruchtwaterpunctie
B
vlokkentest
C
echo

Slide 17 - Quiz

Welke letter geeft
een eierstok aan?
A
P
B
Q
C
S
D
R

Slide 18 - Quiz

Een man en een vrouw hebben geslachtsgemeenschap. Ze gebruiken geen voorbehoedmiddelen.
in de afbeelding is het voortplantingsstelsel van een vrouw getekend.

In welk deel komen de zaadcellen het eerst terecht nadat ze de penis hebben verlaten?

A
in deel 1
B
in deel 2
C
in deel 3
D
in deel 4

Slide 19 - Quiz

In de afbeelding is het voortplantingsstelsel van een man schematisch getekend.

Met welk nummer is het deel aangegeven dat de penis in erectie brengt?
A
met nummer 2
B
met nummer 3
C
met nummer 5
D
met nummer 6

Slide 20 - Quiz

De teelbal slaat zaadcellen op, de bijbal produceert zaadcellen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Bij een vruchtwaterpunctie wordt weefsel uit de placenta weggehaald.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Een eicel ontwikkelt in de eierstok
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz


eierstok is?
A
nummer 1
B
nummer 3
C
nummer 8
D
nummer 10

Slide 24 - Quiz

Vruchtwater
Baarmoeder
Navelstreng
Placenta

Slide 25 - Question de remorquage

Met welk nummer is de navelstreng aangegeven?
A
Met nummer 1
B
Met nummer 2
C
Met nummer 3
D
Met nummer 4

Slide 26 - Quiz

Iemand heeft voor een eigenschap genotype Aa. Wat voor genotype is dit?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 27 - Quiz

Het fenotype is
A
Alleen erfelijk
B
Erfelijk en invloeden uit de omgeving
C
Alleen de invloeden uit de omgeving

Slide 28 - Quiz

Wat gebeurt er bij de uitdrijving?
A
Er ontstaan weeën waardoor het kind lager gaat liggen.
B
De vrouw moet persen, zodat het kind geboren wordt.
C
De vliezen van de vrouw breken en het vruchtwater komt vrij.
D
Er ontstaan weeën waardoor de bekken van de vrouw uit elkaar gaan.

Slide 29 - Quiz

Gegeven is dat 1 genotype AA heeft en 2 genotype aa. Wat is dan het genotype van 4?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Dat kan je niet weten

Slide 30 - Quiz

De placenta en resten van de navelstreng die worden uitgedreven heten:
A
Embryo
B
Bevallen
C
Nageboorte
D
Voorgeboorte

Slide 31 - Quiz