§3.4 - Ruiken en proeven

§3.4 Ruiken en proeven
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

§3.4 Ruiken en proeven

Slide 1 - Diapositive

Welkom
- Schrift, boek op tafel
- Les §3.4 - Ruiken en proeven
- Vooruitblik.
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe je reukzintuig werkt.
Je kunt uitleggen hoe je smaakzintuig werkt.
Je kunt uitleggen hoe zintuigen samenwerken bij de beoordeling van je voedsel.
Je kunt uitleggen waardoor je verschillende geuren kunt onderscheiden.
Huiswerk
 Lezen en maken §3.4

Slide 2 - Diapositive

Hoe ruik je?
  • Je ruikt met je reukzintuig

  • Het reukzintuig is deel van
     het neusslijmvlies

  • Geurstoffen komen via de 
     lucht bij het reukzintuig
Bron 2

Slide 3 - Diapositive

Doen
Je kunt uitleggen hoe je reukzintuig werkt.

Opdracht 4 en 5

Klaar? Start met de begrippenlijst/mindmap/overige opdrachten.

timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Hoe heten de zintuigcellen waar je mee kunt ruiken?
A
Reukharen
B
Reukzintuigcellen
C
Geurharen
D
Geurzintuigcellen

Slide 5 - Quiz

0

Slide 6 - Vidéo

Hoe proef je eten?
  • Je tong is bedekt met kleine uitsteeksels, die noem je smaakpapillen.

  • Tussen de smaakpapillen liggen de smaakzintuigen
Als je iets eet of drinkt komen er smaakstoffen op je tong. Die prikkelen de smaakzintuigen. De smaakzintuigen sturen vervolgens impulsen naar je hersenen
Bron 3

Slide 7 - Diapositive

Vijf smaakzintuigen

                         Zoet
                                                                     Zout


Zuur
                                                                 Bitter

                        Umami (hartig)

Slide 8 - Diapositive

Proeven met smaak én geur
Als je eet, proef je veel meer dan
5 smaken.

Dat komt doordat je ook ruikt.

Bij proeven voegen je hersenen de informatie van de smaakzintuigen en het reukzintuig samen.

Hierdoor proef je wat je eet.
Bron 4

Slide 9 - Diapositive

Doen
Je kunt uitleggen hoe je smaakzintuig werkt.

Opdracht 8 en 9

Klaar? Ga verder met de begrippenlijst/mindmap/overige opdrachten.

timer
5:00

Slide 10 - Diapositive

Het reukzintuig heeft invloed op de smaken die je kunt proeven.
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Als je verkouden bent kunt je minder goed proeven.
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

0

Slide 13 - Vidéo

Waardoor vind je iets lekker of vies?
Of je iets lekker vindt hangt af van de geur en de smaak, maar je gebruikt ook andere zintuigen:

  • Je lichtzintuigcellen
     (Ziet het er lekker uit?)
  • Je koude- en warmtezintuigen
     (Is het eten warm of koud?)
  • Je tastzintuigen
     
    (Hoe is de structuur?)
Bron 5

Slide 14 - Diapositive

Waardoor vind je iets lekker of vies?
Ook je eetgewoontes en ervaringen
spelen een rol bij wat je lekker vindt of niet. 

Jij bent niet gewend om bijvoorbeeld insecten te eten, terwijl dat in andere culturen heel normaal is.

Je smaak kan ook veranderen als je ouder wordt.

Slide 15 - Diapositive

Is het reukzintuig nodig om het verschil tussen aardbeien en frambozen ranja proeven?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Doen
Je kunt uitleggen hoe zintuigen samenwerken bij de beoordeling van je voedsel

Opdracht 10 en 11.

Klaar? Ga verder met de begrippenlijst/mindmap/overige opdrachten.

timer
5:00

Slide 17 - Diapositive

Geuren onderscheiden
Je neus bestaat uit verschillende typen zintuigcellen om geuren waar te nemen.

Aan de onderkant van een reukzintuigcel zit een receptor, een speciale vorm waar een geurstof aan vast kan hechten (net als een sleutel voor een slot).

Bestudeer stap 1 t/m 5 op blz. 80 in je tekstboek.

Slide 18 - Diapositive

Doen
Je kunt uitleggen waardoor je verschillende geuren kunt onderscheiden.

Opdracht 12, 13, 14

Klaar? Ga verder met de begrippenlijst/mindmap/overige opdrachten.

timer
5:00

Slide 19 - Diapositive

Ik heb behoefte aan een contact moment met de docent omdat ik (nadat ik alles heb gedaan in de Lesson-Up) nog vragen heb.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz