HIN 1BKA - oefentoets Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 1-4

Welkom bij Nederlands!

Bij Nederlands

Dagopening

Fijn dat je er bent!

We gaan vandaag de oefentoets grammatica zinsdelen maken.  Pak je oefentoets, je pen en je schrift. 

 Log ook in op deze LessonUp. 

• Welkom
• Mededelingen toetsweek
• Maken oefentoets pv/ond/wwg 
• Oefentoets nakijken 
• Vragen stellen 

Mededelingen

1.  uitleg toetsweek

 

Over een paar weken staat er een toetsweek op het programma, dit keer voor alle klassen. De toetsweek begint op donderdag 27 juni en duurt t/m dinsdag 2 juli. Op woensdag 3 juli zal er een inhaaldag zijn.

Indeling 1BKA

donderdag 27/06:  

1e uur: toets Engels

2e uur: toets M & M  

vrijdag 28/06:
1e uur: toets Wiskunde

maandag 01/07 opdracht 1e uur: toets Nederlands 

2e uur: Biologie

dinsdag 02/07 1e uur: Rekenen

woensdag 03/07: 

inhalen gemiste toetsen 

Toets Nederlands 

Je krijgt een toets over cursus 3: fictie, non-fictie, personage  smaak en gedichten . Hiervoor moet je de theorie leren en opdrachten over fictie kunnen maken. 

De komende weken gaan we hiermee aan de slag. 

Planning toetsweek

Wat moet je doen?

Wat weet je al?

Hoe ga je je voorbereiden? 

Voorbereiden voor de toetsweek

Maken oefentoets 

Basis: maak oefentoets pv en ond. Daarna wwg. 

kader: maak oefentoets pv, ond en wwg.  

Dit moet af zijn. 

Klaar? Maak een online oefentoetsen op de iPad. In stilte 

Heb je nog                      vragen?

Bespreken oefentoets 

Heb je nog                      vragen?

play.kahoot.it

Werkwoordspelling

Doelen

Aan het einde van deze lessenserie

- kun je persoonsvormen in de tt en vt juist spellen

- weet je wat een onregelmatige werkwoord is

Oefentoets

Zet je naam op de oefentoets. Begin bij de eerste paragraaf.

Maak je Powerpoint voor het LOC-gesprek af en lever die in via Magister 

Lever de oefentoets aan het einde van de les bij mij in. 

We kijken deze samen na.

Vul de persoonsvorm (TT) in met een onregelmatig werkwoord: 'Mijn opa ..... je niet horen, hij is doof'

Wat zijn onregelmatige werkwoorden?

1. Begint vaak met ge-, be- of ver- en is NOOIT de persoonsvorm.
2. Dat zijn 6 werkwoorden die je moet kennen en anders moet leren.
3. Dat zijn sterke werkwoorden.

Wat is het onregelmatige werkwoord?
Je zult het moeten proberen.

Welk onregelmatig werkwoord zit in deze zin?
'Hij heeft zich totaal in de tijd vergist.'

1. Hij
2. heeft
3. tijd
4. vergist

Welk onregelmatig werkwoord zit in deze zin?
'Haar moeder is best wel oud.'

1. Haar
2. is
3. best
4. wel

Wat is het onregelmatige werkwoord?
Je zult het moeten proberen.

Vul de persoonsvorm (TT) in met een onregelmatig werkwoord: 'Je .... moe zijn na die lange reis'

Wat zijn de onregelmatige werkwoorden?
Als we geluk hebben, is het straks af.
(Let op het zijn 2 werkwoorden)

Wat is de juiste spelling van het onregelmatige werkwoord 'hebben'?

1. ik heb, jij hebt, hij hebt, wij hebben
2. ik heeft, jij heeft, hij heeft, wij heven
3. ik heb, jij heeft, hij heeft, wij hebben
4. ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben

Wat is het onregelmatige werkwoord?
Selma zegt boos: 'Zij hebben het ook niet gedaan!'

Wat is het onregelmatige werkwoord?
Kim vraagt: 'Mogen we het samen doen?'

Wat is het onregelmatige werkwoord?
Misschien wil de leraar ons helpen.

Onregelmatige werkwoorden

willen

hebben

zijn

kunnen

mogen

zullen

onregelmatige werkwoorden

-werkwoorden waarbij de regels niet gelden

-hebben-zijn-kunnen-zullen-willen- mogen

ik heb-jij hebt- hij heeft- wij hebben

ik ben- jij bent- hij is-wij zijn

ik kan- jij kunt/kan- hij kan- wij kunnen

Heb je nog                      vragen?

Onregelmatige werkwoorden

De meeste werkwoorden worden volgens de regels in de vorige sheet vervoegd. Er zijn ook zwakke werkwoorden, die in de verleden tijd van klank veranderen. 

Bij sommige werkwoorden gelden zelfs de regels die voor de tegenwoordige tijd gelden niet; dit zijn onregelmatige werkwoorden: 

zijn, hebben, willen, kunnen en zullen

Wat zijn voorbeelden van onregelmatige werkwoorden in het Nederlands?

1. zijn, hebben, willen, kunnen, zullen
2. lopen, rennen, fietsen, zwemmen