Online herhaling paragraaf 3, uitleg paragraaf 4

Je leert in deze les over paragraaf 4: 


- waardoor de demografische druk wordt versterkt

- wat er bedoelt wordt met ruimtelijke ordening
- wat er bedoelt wordt met de begrippen drempelwaarde en rijkwijdte. 



1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Je leert in deze les over paragraaf 4: 


- waardoor de demografische druk wordt versterkt

- wat er bedoelt wordt met ruimtelijke ordening
- wat er bedoelt wordt met de begrippen drempelwaarde en rijkwijdte. 



Slide 1 - Diapositive

In deze Lessonup: 
- Oefeningen om het basisboek van paragraaf 3 te herhalen
- Uitleg van het basisboek bij paragraaf 4
- Oefenen met het basisboek bij paragraaf 4
- Thuis aan de slag! 

Slide 2 - Diapositive

Lees, voordat je aan de slag gaat, blz. 28 en 29 van je lesboek opnieuw. 

Slide 3 - Diapositive


Welk begrip hoort bij dit proces: ‘de verhuizing van veel mensen en bedrijven vanuit de binnenstad van Utrecht naar omliggende dorpen en steden’? Noteer het juiste begrip.

Slide 4 - Question ouverte

Sleep de begrippen (dubbelklik op de rondjes)naar de juiste plek in de afbeelding 
In de afbeelding zie je hoe een centrale stad steeds groter wordt en uitgroeit tot een stedelijk gebied. 

Soms groeit een stad helemaal vast aan andere plaatsen in de buurt. Dan ontstaat er een agglomeratie : een stad met daaraan vastgegroeide (voor)steden en dorpen. De belangrijkste stad van een agglomeratie – waar je de meeste inwoners, het meeste werk en de meeste voorzieningen vindt – heet de centrale stad .
● Een stadsgewest is uitgebreider dan een agglomeratie. Je kijkt dan niet alleen naar de bebouwing, maar naar de relaties tussen een centrale stad en de steden en dorpen eromheen. De belangrijkste relaties zijn werk en voorzieningen. Een stadsgewest bestaat dus uit alle dorpen en steden die voor werk en voorzieningen op een centrale stad zijn gericht.
● Tussen stadsgewesten zit weinig ruimte. Stadsgewesten die (bijna) aan elkaar zijn vastgegroeid, vormen met elkaar een stedelijk gebied . Een voorbeeld in Nederland is de Randstad.
● En dan is er nog de overtreffende trap: de megalopolis . Dat is een aantal aaneengesloten stedelijke gebieden met daarin meerdere centrale steden die ieder meer dan 1 miljoen inwoners hebben. Een goed voorbeeld is de BosWash-megalopolis aan de Amerikaanse oostkust.
Stedelijk gebied
Centrale stad
Agglomeratie
Stadsgewest
Dorp

Slide 5 - Question de remorquage

Welke voorbeelden horen er bij deze twee maatregelen om de filedruk in Nederland te verminderen? 
Voorbeelden van het slimmer gebruiken van de snelweg
Compacte stad-beleid
Informatieborden
Extra spoorwegen
Maximum snelheid
meer en dicht tegen de stad aan bouwen

Slide 6 - Question de remorquage

Vond je dit lastig? Kijk dan op de volgende slide nog eens het filmpje over het ontstaan van een stedelijk gebied en het effect er van op het bouwen van woningen. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

De bevolking van een gebied kun je in drie groepen verdelen: jongeren (0-20 jaar), productieven (20-65 jaar) en ouderen (65+).

● In de groep ‘Productieven’ zitten bijna alle mensen die werken. De ‘productieve’ bevolking verdient het geld voor de andere groepen. De verhouding tussen de productieve leeftijdsgroep en de niet-productieve groepen noem je de demografische druk . Met het woord ‘druk’ wordt bedoeld dat het deel van de bevolking dat geen geld verdient, een last vormt voor – of anders gezegd: een druk legt op – de groep die wél geld verdient. Door de vergrijzing en de ontgroening wordt die druk groter.

■ De demografische druk kun je uitrekenen met een formule.
Demografische druk  

Slide 9 - Diapositive

Hoe hoger de uitkomst, hoe groter de demografische druk.
■ Je kunt de demografische druk splitsen. Bij de groene druk gaat het om de druk van de groep van 0- tot 20-jarigen op het aantal 20- tot 65-jarigen. De grijze druk is de verhouding tussen mensen ouder dan 65 jaar en het aantal 20- tot 65-jarigen.
Demografische druk  

Slide 10 - Diapositive


Opgave 4 en 5 uit je werkboek (blz. 33) gaan over demografische druk. 
Maak deze twee opdrachten, voordat je verder gaat met de Lessonup les.
Aan de slag

Slide 11 - Diapositive

Ruimtelijke ordening (Klik op de nummers voor uitleg)
► Ruimtelijke ordening is het maken van plannen voor de inrichting van een gebied. Wordt het wonen, werken, recreatie of verkeer? Daarover zijn vaak meningsverschillen. Daarom is er een wet waarin staat dat de overheid de keuze uiteindelijk bepaalt.
● In Nederland zijn er overheden op drie niveaus: het rijk, de provincie en de gemeente.
■ De rijksoverheid maakt plannen voor de inrichting van Nederland als geheel. Zij wijst de plekken aan waar grote, nieuwe woonwijken moeten komen. Of waar nieuwe snel- en spoorwegen moeten worden aangelegd. Dat zijn zaken van nationaal belang.
■ Provincies en gemeenten werken de plannen uit. Gemeenten maken daarvoor bestemmingsplannen , waarin nauwkeurig beschreven is hoe een stukje grond mag worden gebruikt.

Slide 12 - Diapositive


Maak opgave 10 over ruimtelijke ordening op blz. 34 en 35 van je werkboek. 
Aan de slag

Slide 13 - Diapositive

► Wie naar een musical gaat, heeft er een flinke reis voor over. Wie naar de supermarkt gaat, wil niet zo ver reizen. Er zijn verschillen in de afstand die mensen willen afleggen. De maximale afstand die mensen willen reizen om van een voorziening gebruik te maken, noem je de reikwijdte 
● Voor een voorziening is het belangrijk dat er binnen de reikwijdte genoeg mensen wonen. Als een bakker te weinig klanten krijgt, verdient hij niet genoeg en moet hij ermee ophouden.
■ De reikwijdte varieert. Die is bijvoorbeeld afhankelijk van het vervoermiddel: met de auto willen mensen verder reizen dan met de fiets. En iemand met veel vrije tijd vindt het geen bezwaar om wat langer te reizen.
Bij een ziekenhuis is de maximale afstand die mensen willen reizen om van een voorziening gebruik te maken groter. Mensen uit de gehele omtrek van het gebied willen het kunnen gebruiken als het nodig is. Mensen vinden het niet erg daar wat langer over te reizen.
De reikwijdte van voorzieningen, zoals supermarkten, is veel korter. Mensen willen snel boodschappen kunnen doen na hun werk.
De reikwijdte varieert. Die is bijvoorbeeld afhankelijk van het vervoermiddel: met de auto willen mensen verder reizen dan met de fiets. En iemand met veel vrije tijd vindt het geen bezwaar om wat langer te reizen.
Het aantal mogelijke klanten dat binnen de reikwijdte van een voorziening woont, noem je het draagvlak .
Een winkelier heeft (binnen de reikwijdte van zijn voorziening) een minimum aantal klanten nodig. Komen er te weinig, dan verdient hij niet genoeg en moet hij ermee ophouden. Het minimum aantal mogelijke klanten dat een voorziening nodig heeft, noem je de drempelwaarde 
Voorzieningen met een hogere drempelwaarde zijn bijvoorbeeld een bioscoop, een groot warenhuis, voetbalstadion of een ziekenhuis. Dit soort gespecialiseerde voorzieningen tref je vaak alleen maar aan op goed bereikbare plaatsen in grote steden.

Slide 14 - Diapositive


Maak opgave 8 en 9 over rijkwijdte en drempelwaarde
Aan de slag

Slide 15 - Diapositive