b1 les 3

B1 les 3
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsISK

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

B1 les 3

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions



Hoe gaat het met je?
 Check in

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesplan
1.  Huiswerk bespreken/ Herhaling
2. Spotprenten
3. Spreekoefening Opdracht uitleggen
4. Grammatica vaste woordcombinaties
5. Klanken
6. Bespreken volgende les

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een echt wereldberoemde Nederlandse prent is die van Opland uit 1981.
Wereldberoemd
Opland, 1981

Slide 4 - Diapositive

Leuke opdracht: Zoek op internet maar eens via Opland naar meer afbeeldingen. Dan kun je interessante tekeningen vergelijken.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spreekoefening - OPDRACHT UITLEGGEN
Iedereen moet een huiswerkopdracht maken. Een klasgenoot is ziek geweest. Je geeft hem/haar uitleg over de
opdracht.
1. Leg uit wat de opdracht is.
2. Noem minimaal twee dingen die je voor de opdracht moet doen.
3. Vertel wanneer de opdracht af moet zijn.
4. Vertel waar de docent extra goed op let bij de beoordeling van de opdracht.
5. Vertel wat je zelf vindt van de opdracht. Leg ook uit waarom je dat vindt.

Je mag de informatie zelf verzinnen

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

PDF Klanken
- Weetwoorden

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je geleerd?
- Wat vond je van de les?
- Wat heb je geleerd?
- Wat wil je volgende week leren?

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beantwoord de vragen
1. Wat eet jij graag? 
 2. Wat heeft een agent altijd bij zich? 
 3. Zeg jij altijd wat je denkt? 
 4. Denk jij veel aan je land? 
 5. Een man heeft veel geld gestolen. Waar moet hij naartoe? 
 6. Je buurman heeft geen familie. Hoe voelt hij zich? 

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Maak met de woorden hieronder steeds 3 zinnen:
1 een hoofdzin met één werkwoord (het scheidbare werkwoord);
2 een hoofdzin met twee werkwoorden, met het scheidbare werkwoord als infinitief 
(gebruik b.v. als persoonsvorm ‘gaan’);
3 een hoofdzin met het scheidbare werkwoord als perfectum.

Voorbeeld: we – eerst – de hele maaltijd – opeten – aan de keukentafel
1. We eten eerst de hele maaltijd op aan de keukentafel.
2. We gaan eerst de hele maaltijd aan de keukentafel opeten.
3. We hebben eerst de hele maaltijd aan de keukentafel opgegeten. 

1. ik-voortaan-de nieuwe woorden-opschrijven- in een speciaal woordenschrift
2. we-deze maand-veel geld-veel geld uitgeven- aan muziek en concerten

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions