Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Welk tekstdoel heeft een betoog?
Slide 1 - Carte mentale
Ga je bij een betoog uit van
A
een vraagstelling
B
een stelling
C
vraagstelling of stelling
D
een quote
Slide 2 - Quiz
Mag je citeren in een betoog?
A
ja
B
nee
Slide 3 - Quiz
'Het verbod op vuurwerk' Maak hier een motiverende titel van.
Slide 4 - Question ouverte
'AUW! M'n vinger ligt eraf!' Bedenk een informerende ondertitel
Slide 5 - Question ouverte
Waarom neem je een tegenargument op in je betoog?
Slide 6 - Question ouverte
Argument: A U B methode :
Argument / kernzin
Uitleg
Bijvoorbeeld
Slide 7 - Diapositive
Is de volgende alinea opgebouwd volgens de AUB-methode?
Slide 8 - Diapositive
Vuurwerk zou verboden moeten worden omdat dit veel slachtoffers scheelt tijdens de jaarwisseling.
Door het verkeerd afsteken van, en stunten met vuurwerk raken jaarlijks honderden mensen gewond.
Zo belandden er in 2019 tijdens oud en nieuw alleen in Utrecht al honderdvijftig jongeren op de eerste hulp, omdat op een groot feest een meganitraat was afgestoken.
Slide 9 - Diapositive
Is de volgende alinea opgebouwd volgens de AUB-methode?
Slide 10 - Diapositive
Wanneer de examens verspreid worden over een langere periode, zullen de examenleerlingen minder stress ervaren en meer gefocust zijn.
Dit komt doordat ze leerlingen minder vakken hebben in een langere tijdsperiode. Ze kunnen zich nu op een klein aantal vakken per keer focussen in plaats van alle vakken in een keer. Hierdoor heb je dus als examenleerling een minder drukke planning.
Stel dat je eerst zeven examens zou moeten doen in een periode van een week, kan je ze nu verdelen over twee periodes. Zelf ben ik goed in Engels en geschiedenis, dus zou ik er voor kiezen om deze twee vakken in de eerste periode af te sluiten. Zo heb ik meer tijd om te besteden aan de vakken die ik lastig vind.
Slide 11 - Diapositive
Argumentatiestructuur
inleiding : aan het einde van de tweede alinea de stelling/ standpunt . Bij een beschouwing komt hier een vraag.
midden: argumenten voor de stelling
tegenargumenten en tegenargumenten op de tegenargumenten. Ook komen hier de subargumenten. Bij een beschouwing heb je geen tegenargumenten op de tegenargumenten.
slot: , herhaling stelling in andere bewoording/ herhalen van de belangrijkste argumenten , een conclusie en een uitsmijter.
Slide 12 - Diapositive
Alinea 5
Inleiding
Alinea 3+4
Slot
De aandacht trekken van de lezer
Stelling geven.
conclusie
Een tegenargument met weerlegging geven
argumenten geven met uitleg
Slide 13 - Question de remorquage
Mobiele telefoon in de klas
Je schrijft een betoog
Je gebruikt een argumentatiestructuur.
Slide 14 - Diapositive
NN p.110 opdr 1
Je schrijft een betoog
Je gebruikt een argumentatiestructuur.
Slide 15 - Diapositive
maak vraag 1 tm 5
1. maak het werk op het blad dat je van je docent krijgt
2. lever dit MET NAAM aan het einde van de les in
3. volgende les maken we opdr 6 tm 8 dus je mag vast doorwerken
Slide 16 - Diapositive
Tekststructuren voor een betoog/beschouwing:
Argumentatiestructuur?
Voor- en nadelenstructuur
Slide 17 - Diapositive
Het alcoholverbod moet afgeschaft worden.
Bedenk of je voor of tegen de stelling bent.
Bedenk twee argumenten en een tegenargument.
Zoek bronnen die jouw argumenten ondersteunen.
Schrijf je argumenten op.
Maak nu je bouwplan.
Slide 18 - Diapositive
De opbouw hangt af van het standpunt van je publiek.
Standpunt van twijfel:
Je publiek weet nog weinig of niets van het onderwerp. Ze hebben nog geen standpunt bepaald.
Tegenovergesteld standpunt:
Je publiek is het waarschijnlijk niet eens met je standpunt.