Fictie

Fictie 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Fictie 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen 1.1 fictie  
In deze paragraaf leer je: 
  • wat fictie en non-fictie is;
  • wat realistische fictie en niet-realistische fictie is.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Fictie

betekenis: alles wat verzonnen is. Verzonnen verhalen. De schrijver fantaseert, heeft het verhaal zelf bedacht.


Geschreven om je te vermaken.


Voorbeelden:

Leesboek, stripverhaal, musical/toneelstukken en gedichten.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Non-fictie

betekenis: alles wat niet  verzonnen  is. Teksten over de werkelijkheid. Wat er staat, is echt gebeurd en geeft informatie.


Het is geschreven om je te informeren of instrueren.


Voorbeelden:

Nieuwsbericht, schoolboeken, kookboeken en een handleiding

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fictie (verzonnen verhalen)
  • sciencefiction
  • thriller / horror
  • fantasy
  • games
  • toneelstukken
  • tv-series
  • strips
  • tekenfilms
Non-fictie (Verhalen die echt gebeurd zijn of die je feitelijke informatie geven)
  • krantenbericht
  • tijdschriftartikel
  • studieboek
  • documentaire
  • journaal / nieuws op tv
  • agenda
  • biografie
  • reisgidsen

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Schrijvers vertellen dingen die echt gebeurd zijn.
2. Het is bedacht.
3. Het gaat over de werkelijkheid.
4. Schrijvers verzinnen verhalen.
5. Een bericht in de krant is hier een voorbeeld van.








Is het fictie of non-fictie?
Schrijf de antwoorden op in de volgende dia

Slide 7 - Diapositive

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen het leerdoel van de les hebben behaald.


1. Schrijvers vertellen dingen die echt gebeurd zijn.
2. Het is bedacht.
3. Het gaat over de werkelijkheid.
4. Schrijvers verzinnen verhalen.
5. Een bericht in de krant is hier een voorbeeld van.

Vul in: 1 = fictie/non-fictie 2= fictie/non-fictie, etc.

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions



Een nieuwsbericht in de 7-Days krant is ...
A
fictie
B
non-fictie

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Realistisch / niet-realistisch

Fictie kan realistisch of niet-realistisch zijn


Realistisch;
-Verhaal lijkt heel erg op de werkelijkheid, alles kan in het echt

Niet-realistisch;
-Verhalen met veel dingen die niet echt kunnen gebeuren




Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 11 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

The hunger games is ...
A
heel realistisch
B
deels realistisch
C
niet-realistisch

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 13 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Oorlogswinter is ...
A
heel realistisch
B
deels realistisch
C
niet-realistisch

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Black Panther is ...
A
heel realistisch
B
deels realistisch
C
niet-realistisch

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions


Het journaal is ...
A
Heel realistisch
B
Een beetje realistisch
C
Niet-realistisch

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandig werken
Ga naar Nieuw Nederlands online;
Klik op Poëzie en fictie;
Kies paragraaf A Rauw en realistisch;
Maak de opdrachten en lees de theorie.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen 1.1 fictie  terugkoppeling
Je weet nu:
  • wat fictie en non-fictie is;
  • wat realistische fictie en niet-realistische fictie is.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions