2H Kruisingen

Vandaag: hoe krijg je eigenschappen van je ouders?
Leerdoelen
Herhaalvragen
Uitleg
Opdrachten
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vandaag: hoe krijg je eigenschappen van je ouders?
Leerdoelen
Herhaalvragen
Uitleg
Opdrachten

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Na deze les, kun je:
  • De begrippen dominant, recessief, homozygoot, heterozygoot, genotype en fenotype beschrijven

Slide 2 - Diapositive

Dit zijn de chromosomen van een?
A
man
B
vrouw

Slide 3 - Quiz

Het doel van de mitose
A
maken van nieuwe cellen voor groei, vervanging en herstel
B
maken van cellen voor de voortplanting.

Slide 4 - Quiz

Mitose komt voor
A
In het hele lichaam, behalve in te zaadbalen
B
In het hele lichaam
C
alleen in de eierstokken

Slide 5 - Quiz

Cel met 46 chromosomen --> cel met 92 chromosomen --> 2 cellen met 46 chromosomen
A
Mitose
B
Meiose

Slide 6 - Quiz

Welke kleur ogen krijg je?
Je hebt chromosomenparen en dus heb je er van elk gen twee: twee genen voor oogkleur, twee genen voor haarkleur etc. Hoe heetten de varianten van genen ook alweer?

Welke kleur ogen heb je als je twee blauwe allelen hebt? (dit noem je homozygoot)
Welke kleur ogen heb je als je twee bruine allelen hebt? (dit noem je homozygoot)
Welke kleur ogen heb je als je een bruin en blauw allel hebt? (dit noem je heterozygoot)



Slide 7 - Diapositive

Waarom krijg je bruine ogen als je een bruin en een blauw allel hebt?
Bruin is dominant, hij onderdrukt het recessieve blauwe allel!

Slide 8 - Diapositive

Wanneer is iemand homozygoot?
A
Wanneer hij 2 verschillende allelen heeft
B
Wanneer hij 2 dezelfde allelen heeft

Slide 9 - Quiz

Een heterozygoot individu heeft
A
Twee dezelfde allelen
B
Alleen maar recessieve allelen
C
Alleen maar dominante allelen
D
twee verschillende allelen

Slide 10 - Quiz

Homozygoot of heterozygoot?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 11 - Quiz

Welk allel is recessief?
A
Allel voor steil haar
B
allel voor krullend haar

Slide 12 - Quiz


De vader is heterozygoot voor haarkleur. Zijn haar is bruin. Wat is het dominante allel?
A
Bruin
B
Rood
C
Bruin en rood
D
Geen van beiden

Slide 13 - Quiz

Hoe schrijf je genotypes op?
Je noteert het genotype met twee dezelfde letters:
  • Een hoofdletter voor een dominant allel
  • Een kleine letter voor een recessief allel

Bijvoorbeeld genotypes oogkleur:
  • Aa = bruin allel + blauw allel = heterozygoot
  • AA = bruin allel + bruin allel = homozygoot dominant
  • aa = blauw allel + blauw allel = homozygoot recessief

Slide 14 - Diapositive

Homozygoot dominant
A
Aa
B
aa
C
AA

Slide 15 - Quiz


Hoe noteer je heterozygoot?
A
aa
B
Aa
C
AA

Slide 16 - Quiz

Iemand heeft genotype Aa. Zijn haar is bruin. Voor welk allel staat A?
A
Bruin
B
Blond

Slide 17 - Quiz

Jan heeft genotype aa. Blond is recessief en bruin is dominant. Welke haarkleur heeft Jan?
A
Bruin
B
Blond

Slide 18 - Quiz

Opdrachten maken
Wat: Kijk huiswerk na (ELO) en maak 11.3 opdrachten 1 en 2
Hoe: Tweetallen
Hoe lang: De rest van de les
Hulp: Boekje en vragen stellen
Resultaat: Het wordt huiswerk

Slide 19 - Diapositive