voorbereiding TW4

voorbereiding TW4: 
Kapitel 4
woorden, zinnen, grammatica
Mittwoch, 22. Juni 2022
Herzlich Willkommen!
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

voorbereiding TW4: 
Kapitel 4
woorden, zinnen, grammatica
Mittwoch, 22. Juni 2022
Herzlich Willkommen!

Slide 1 - Diapositive

Vertaal het woord naar het Nederlands:
Mannschaft

Slide 2 - Question ouverte

Vertaal het woord naar het Nederlands:
Erkältung

Slide 3 - Question ouverte

Vertaal het woord naar het Nederlands:
Verfasser

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal het woord naar het Nederlands:
anfangen

Slide 5 - Question ouverte

Meine Eltern wollen aus der Stadt .... .
A
passieren
B
wegziehen

Slide 6 - Quiz

Die Autobahn ist nach dem .... gesperrt.
A
Unfall
B
Verein

Slide 7 - Quiz

Der Akku meines Handys ist schon wieder .... .
A
leer
B
tief

Slide 8 - Quiz

Bitte gehe in die Apotheke und kaufe eine .... für mich!
A
Lücke
B
Salbe

Slide 9 - Quiz

vertaal het woord naar het Duits:
hockeyen

Slide 10 - Question ouverte

vertaal het woord naar het Duits:
oog

Slide 11 - Question ouverte

vertaal het woord naar het Duits:
voet

Slide 12 - Question ouverte

vertaal het woord naar het Duits:
fietsen

Slide 13 - Question ouverte

Welk Duits woord wordt hier bedoeld?

In de winter kan je in de bergen skiën of ...

Slide 14 - Question ouverte

Welk Duits woord wordt hier bedoeld?

deze sport noemt men ook 'joggen'

Slide 15 - Question ouverte

Welk zinsdeel hoort bij welke naamvaal?
1e naamval
3e naamval
4e naamval
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp

Slide 16 - Question de remorquage

Bepaal de naamval van het grootgeschreven zinsdeel.

Der Bäcker verkauft der Frau EIN BRÖTCHEN.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 17 - Quiz

Bepaal de naamval van het grootgeschreven zinsdeel.

Ich erkläre DEM JUNGEN den Weg.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 18 - Quiz

Bepaal de naamval van het grootgeschreven zinsdeel.

Haben DIE SCHÜLER die Hausaufgaben gemacht?
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 19 - Quiz

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes.

Samstags (arbeiten) Claudia in einem Supermarkt.

Slide 20 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes.

(Kommen) ihr heute Abend mit zur Party?

Slide 21 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes.

Ich (haben) viel getanzt.

Slide 22 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes.

Er (sein) 15 Jahre alt.

Slide 23 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes.

Was (werden) du später machen?

Slide 24 - Question ouverte

Succes!!!

Slide 25 - Diapositive