Nieuw Nederlands Formuleren H2

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs

Formuleren H2

Wat gaan we vandaag doen?

1. Herhalen formuleren H2
2. Aan de slag!

Wat kun je na vandaag?

• Ik weet waar het woordgeslacht voor staat.
• Ik weet hoe ik verwijswoorden in een zin moeten gebruiken.

Herhalen formuleren H2

Met welke letters moet je het woordgeslacht aangeven?

1. a, b en c
2. h, z en o
3. m, v en o
4. a, h en z

Wat voor woordgeslacht hebben
de-woorden?

1. m, v en o
2. o
3. m en o
4. m en v

Wat voor woordgeslacht hebben
het-woorden?

1. m, v en o
2. o
3. m en o
4. m en v

Welke verwijswoorden horen bij
de-woorden?

1. die en deze
2. dit en die
3. dit en dat
4. dat en deze

Welke verwijswoorden horen bij
het-woorden

1. die en deze
2. dit en die
3. dit en dat
4. dat en deze

Welk verwijswoord hoort op de ....?
Levende talen is een vakblad ..... door docenten gelezen wordt.

1. die
2. deze
3. dit
4. dat

Welk verwijswoord hoort op de ....?
Het internet is een medium .... we niet in ons dagelijks leven kunnen missen.

1. die
2. deze
3. dit
4. dat

Welk verwijswoord hoort op de ....?
Die bonbons zijn heerlijk, maar .... hier zijn van mindere kwaliteit.

1. die
2. deze
3. dit
4. dat

Uitleg Verwijswoorden (2)

• Met verwijswoorden wijs je terug naar een eerder genoemd woord. 
• Je verwijst altijd terug naar een zelfstandig naamwoord.

Uitleg Verwijswoorden (2)

Rozemarijn moet iets eerder weg. Zij moet naar toneelles.

Wat is hier het verwijswoord?

Uitleg Verwijswoorden (2)

Aan de slag!

Zodra de klanten het bedrag aan hen/hun hebben overgemaakt, sturen de verkopers hen/hun de bestelde artikelen toe.

1. 2x hen
2. hen, hun
3. 2x hun
4. hun, hen

Als zij/hun de scheikundetoets gewoon mogen overmaken, hebben wij die natuurkunde hebben, zeker ook wel recht op een herkansing.

1. zij
2. hun

Nu de bejaarden van dit tehuis allemaal tegen de griep zijn ingeënt, denken ze/hun dat de ziekte hen/hun niet meer kan treffen.

1. ze, hun
2. ze, hen
3. hun, hun
4. hun, hen

Hun/hen moeten jullie zeker geen brief schrijven.

1. hen
2. hun

Vitesse, de bekende Arnhemse voetbalclub, speelt zijn/haar thuiswedstrijden in het GelreDome,

De steenrijke familie Ten Hag heeft al zijn/haar/hun Nederlandse bezittingen verkocht en is geëmigreerd naar Monaco

Mijn moeder heeft de radio op mijn kamer in beslag genomen, omdat ze vond dat ik hem/haar altijd te hard aan heb staan

Zou een rechts kabinet die/dat/wat volgend jaar zal aantreden werkelijk in staat zijn de financiële problemen op te lossen?

Is sergeant-majoor tegenwoordig het hoogste dat/wat je als onderofficier in het leger kunt bereiken, of is een hogere rang haalbaar?

We hebben ondanks het verbod een filmpje bekeken dat/wat/die de nodige gevolgen zal hebben.