Zelfstandig naamwoorden en lidwoorden (mv en verkl.w)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Welkom!

LES

Zelfstandig naamwoorden (znw) en het juiste gebruik van lidwoorden (lw)

Wat je nodig hebt voor deze les:

- Laptop (dicht op de hoek van je tafel)

- Pen

- Lesboek en schrift

Wat gaan we deze les doen?

- Kennistestje zelfstandig naamwoorden en lidwoorden

- Uitleg over lidwoorden bij verkleinwoorden en meervoud

- Invulopdracht

- Nakijken

- Huiswerk en afsluiten

Lesdoelen

Aan het eind van de les kun je zelfstandig naamwoorden herkennen in een zin.

Aan het eind van de les kun je het juiste lidwoord gebruiken bij meervoud en verkleinwoorden. 

Sleep de woorden naar de juiste woordsoort.

een

dieren

ZNW

LW

de

Utrecht

bergje

het

Zelfstandig naamwoord (znw):

Mensen, dieren, planten, dingen en eigennamen.

Je kunt er (meestal) meervoud of een verkleinwoord van maken.

Lidwoord (lw):

De, het, een.

Ze staan voor zelfstandig naamwoorden.

VERKLEINWOORD

MEERVOUD

griepje

zakje

hondje

zesje

bergje

takje

kopje

kopje

bankje

tandje

schilderijtje

schriftje

kantoortje

bordje

steentje

bomen

borden

dekens

schoenen

kussens

tassen

beren

vlinders

stempels

bessen

stekels

ganzen

kaarsen

huizen

tafels

boeken

Bij meervoud gebruik je altijd

1. DE
2. HET

Hoeveel zelfstandig naamwoorden?

Op de tafel staat een vaas met bloemen.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Bij een verkleinwoord gebruik je altijd

1. DE
2. HET

Aan de slag!

Je maakt de invultekst zelfstandig en in stilte. 

Je schrijft het juiste lw op en het znw! Alle znw onderstrepen.

Je hebt 5 minuten de tijd.

Je werk wordt nagekeken door een klasgenoot.

Hulp nodig? Steek je hand op!

Klaar? Lever je werk in en werk vast aan opdracht 13 uit je boek (blz. 74)

..... potloden hadden geen scherpe punten meer.

1. De potloden
2. Het potloden

De potloden hadden geen scherpe punten meer.

1. potloden, scherpe
2. potloden, punten
3. scherpe, punten
4. geen, punten

Succes!

Je maakt de invultekst zelfstandig en in stilte.

Je schrijft het juiste lw op en het znw! Alle znw onderstrepen.

Je hebt 5 minuten de tijd.

Je werk wordt nagekeken door een klasgenoot.

Hulp nodig? Steek je hand op!

Klaar? Lever je werk in en werk vast aan opdracht 13 uit je boek (blz. 74)

Huiswerk

- Verbeter de antwoorden die niet goed waren.

- Maak opdracht 13 af.

Nakijken

9. het truitje, weekend, zus

10. De groenten 

11. het bloempotje, sleutel, voordeur

12. De jongens, wedstrijd 

13. de prijzen

14. de katten, Simon, eten

15. de streepjes, broek

1. De potloden, punten

2. de boodschappen, moeder

3. Het lampje, bureau

4. het grapje

5. De kuikens, dagen

6. De tegels, badkamer

7. de borden

8. de koekjes, oma, trommel

Ik kan uitleggen wat een zelfstandig naamwoord is.

😒🙁😐🙂😃

Ik kan uitleggen wat een lidwoord is.

😒🙁😐🙂😃

Ik weet welk lidwoord ik moet gebruiken bij meervoud.

😒🙁😐🙂😃

Ik weet welk lidwoord ik moet gebruiken bij verkleinwoorden

😒🙁😐🙂😃

Volgende les

Woordsoorten: bijvoeglijk naamwoord

Fijne dag!