Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Planning
Uitleg opdracht fictiedossier
Formeel taalgebruik
Aan de slag!
Slide 2 - Diapositive
Even opfrissen...
Slide 3 - Diapositive
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'gelieve'?
A
wilt u
B
eerst
Slide 4 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'te allen tijde'?
A
om
B
altijd
Slide 5 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'tevens'?
A
nu
B
ook
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Vidéo
Formeel taalgebruik
Formeel taalgebruik = zakelijk, netjes, maar vaak ook lastig taalgebruik
Taalgebruik dat soms hoort bij een bepaalde beroepsgroep.
Ken je de betekenis van een woord niet?
Zoek het op in de tekst OF gebruik een woordenboek
Slide 8 - Diapositive
Wat is informele taal?
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot.
Slide 9 - Diapositive
Wat is informele taal?
Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.
Slide 10 - Diapositive
in welke situatie gebruik je formele taal?
A
aan je eigen keukentafel
B
aan te de telefoon met je vrienden
C
tijdens een sollicitatiegesprek
D
Tijdens de pauzes van school
Slide 11 - Quiz
Wanneer gebruik je nog meer formele taal?
Slide 12 - Question ouverte
Een voorbeeld van formeel taalgebruik is:
A
Hey man,
B
Hoi Sjonnie,
C
Beste meneer/mevrouw,
D
Hey, alles goed?
Slide 13 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'aanvankelijk'?
A
eerst
B
en ook
Slide 14 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'alsmede'?
A
over
B
en ook
Slide 15 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'betreffende'?
A
over
B
hierbij
Slide 16 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'bij dezen'?
A
daarom
B
hierbij
Slide 17 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'hetzij'?
A
als
B
of
Slide 18 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'mits'?
A
altijd
B
als
Slide 19 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'teneinde'?
A
om
B
ook
Slide 20 - Quiz
Formeel taalgebruik
Wat betekent 'thans'?
A
nu
B
ook
Slide 21 - Quiz
Aan de slag!
Maken: woordenschat H2.
Werken in stilte
Niet af? HW voor volgende week Opdracht 1 t/m 8
(woordenboek nodig)
Slide 22 - Diapositive
Zorgvuldig nakijken
Kijk zorgvuldig na!
Nadat opdracht 1 t/m 4 is nagekeken, wordt getest hoe goed je het al kent.
Dan spelen we een game.
Slide 23 - Diapositive
Antwoorden - opdracht 1
Slide 24 - Diapositive
Antwoorden - opdracht 1
Slide 25 - Diapositive
Antwoorden - opdracht 2
geplaatst geven gevonden officieel gemeld opslagplaats punten soort volgens de wet
ondergebracht
verschaffen
aangetroffen
aangeven
depot
aspecten
type
rechtmatige
2.3 biologie - leer van de natuur/het leven
astrologie - leer van de sterren
2.4 Het plaatje laat een metaaldetector zien.
Je herkent het woord 'metaal'.
in de tekst gaat het over vondsten - iets vinden.
2.5 Onderwijs, Cultuur, Wetenschap
2.6 Je mag het lenen om te gebruiken
2.7 'Dat is balen hè?' (blz. 56)
2.8 Synoniem, omschrijving, verwijswoord
vb. de ontdekking, het gevonden voorwerp, het
Slide 26 - Diapositive
Opdracht 3
a Beste klant, graag wil ik u dit vertellen.
b Vandaag is onze winkel dicht, omdat wij een familiefeest hebben.
c Wij vragen u dus of u het morgen nog een keer wil proberen.
d Ook kunnen we u ergens anders helpen, namelijk in onze andere winkel.
e Wilt u bellen met de baas, als u nog andere vragen heeft?
f Met vriendelijke groet, uw melkboer
Slide 27 - Diapositive
Opdracht 4
incidenteel
redeneren
hanteert
strategie
carière
alert
af en toe
denken
gebruikt, heeft
goed doordacht plan
loopbaan
opletten
rekening mee houden
spannende beleving, kick
strafmaatregel
tegen de regels
voor het klaar is
wijst
calculeren in
sensatie
sanctie
onreglementair
voortijdig
duidt
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Planning
SE opgeven
Herhaling
- formeel taalgebruik
Laatste antwoorden opdracht 4
Herhaling moeilijke woorden
Gamen met de moeilijke woorden
Aan de slag met een nieuw onderwerp
Slide 30 - Diapositive
SE opgeven
Slide 31 - Diapositive
Formeel taalgebruik
Formeel taalgebruik = zakelijk, netjes, maar vaak ook lastig taalgebruik
Taalgebruik dat soms hoort bij een bepaalde beroepsgroep.
Ken je de betekenis van een woord niet?
Zoek het op in de tekst OF gebruik een woordenboek
Slide 32 - Diapositive
Opdracht 4
4.3 kort door de bocht = C -> te makkelijk gezegd
4.4 all in the game = B -> het hoort erbij
4.5 figuurlijk -> dat doet men niet echt, er wordt direct actie ondernomen
Slide 33 - Diapositive
Herhaling moeilijke woorden
Slide 34 - Diapositive
Herhaling moeilijke woorden
Slide 35 - Diapositive
Herhaling moeilijke woorden
geplaatst geven gevonden officieel gemeld opslagplaats punten soort volgens de wet