Formuleren De Brug Overstappen §2 Verbanden tussen zinnen

Over verbanden tussen zinnen
Formuleren
In ons digitaal boek vinden we dit bij :
'De Brug Overstappen'
 §2 Verbanden tussen zinnen

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Over verbanden tussen zinnen
Formuleren
In ons digitaal boek vinden we dit bij :
'De Brug Overstappen'
 §2 Verbanden tussen zinnen

Slide 1 - Diapositive

Stillezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Theorie: doel
Je kunt door het gebruik van 
verwijs- 
en signaalwoorden 
verbanden tussen zinnen aanbrengen

Slide 3 - Diapositive

Mijn gezin bestaat uit hopelijk uit een hond, een mooie vrouw en 2 kinderen, omdat als je er maar een hebt voelt het kind zich misschien alleen.

Slide 4 - Question ouverte

"Zodra ik genoeg klanten heb richt ik een eigen bedrijf op en ga dan heel veel geld verdienen en koop een groot huis met een vrouw en 2 kinderen."

Slide 5 - Question ouverte

Theorie 'verbanden tussen zinnen'



Tekstverbanden:
- tussen woorden en zinsdelen
- tussen zinnen
- tussen alinea's

Slide 6 - Diapositive

Theorie 'verbanden tussen zinnen'
Je kunt op twee manieren verbanden aanbrengen:

1. Door verwijswoorden

2. Door signaalwoorden

Slide 7 - Diapositive

Noem drie verwijswoorden

Slide 8 - Carte mentale

Zinsverbanden door verwijswoorden

Slide 9 - Diapositive

die & deze verwijzen naar ...-woorden
A
de-woorden (znw)
B
het-woorden (znw)
C
een-woorden (znw)
D
de, het & een-woorden (znw)

Slide 10 - Quiz

Waarmee & met wie
A
'Waarmee' verwijst naar personen, 'met wie' verwijst naar dingen
B
'Waarmee' verwijst naar dingen, 'met wie' verwijst naar personen
C
'Waarmee' en 'met wie' mag je door elkaar gebruiken; er zijn geen vaste regels.
D
Je mag in het Nederlands alleen 'waarmee' gebruiken. 'Met wie' is altijd fout.

Slide 11 - Quiz

Theorie 'verbanden tussen zinnen'
Je kunt op twee manieren verbanden aanbrengen:

1. Door verwijswoorden

2. Door signaalwoorden

Slide 12 - Diapositive

Noem een tekstverband + bijpassend signaalwoord.

Slide 13 - Carte mentale

Signaalwoorden

Slide 14 - Diapositive

Het signaalwoord 'want' hoort bij het tekstverband
A
tegenstelling
B
reden
C
conclusie/ samenvatting
D
oorzaak-gevolg

Slide 15 - Quiz

Het signaalwoord 'ook' hoort bij het tekstverband
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tijd
D
voorwaarde

Slide 16 - Quiz

Theorie: doel
Je kunt door het gebruik van 
verwijs- 
en signaalwoorden 
verbanden tussen zinnen aanbrengen

Slide 17 - Diapositive

Check: Maak een zin met een signaalwoord en een verwijswoord.

Slide 18 - Question ouverte

Maken digitaal lesboek
- De Brug Overstappen

- Formuleren  § 2 Verbanden tussen zinnen 

Maak de opdrachten 1-3


Slide 19 - Diapositive