Module 3 hoofdstuk 1 tm 4 en 8&9

Module 3
De cliënt als uniek mens
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Module 3
De cliënt als uniek mens

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Cliënten en diversiteit

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is diversiteit?


Overal waar je verschillen ziet is diversiteit

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Cultuurverschillen
Cultuur en referentiekader

ik- cultuur en wij-cultuur

Hoogcontext cultuur en laagcontext cultuur
Herkenning & erkenning

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschillen op basis van geloofsovertuiging
Opdracht: 
Ga met elkaar na of er sprake is van verschillende geloofsovertuigingen op de afdeling, zo ja, welke zijn dit? (zowel bij cliënten als medewerkers)
- Welke gewoonten horen hierbij en hoe houden we hier op de afdeling rekening mee? 


Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschillen in seksuele voorkeur en genderidentiteit

- Bekijk de volgende twee filmpjes:
- Wat doen deze filmpjes met jou? 
- Hebben we hier in de ouderenzorg mee te maken? 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschillen in geletterdheid
1 op de 9 Nederlanders tussen de 16 en 65 jaar heeft moeite met lezen en schrijven

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Analfabetisme 
Dyslexie 
Problemen met de ogen
Weinig ervaring met lezen
Belemmeringen in het dagelijkse leven



"Ik heb mijn bril niet bij me''

''Dat formulier vul ik thuis
 wel in''


Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Jouw houding als professional
Welke punten behoren bij je basishouding als hulpverlener?

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Koppeling tussen de praktijk en de theorie
Wat: Een gebeurtenis op stage of werk die te maken heeft met diversiteit en cultuurverschillen.
Hoe: Denk na over wat jij hebt meegemaakt en schrijf dit op. 
Hulp: Je eigen ervaring. 
Uitkomst: Jij hebt een ervaring opgeschreven uit de praktijk die te maken heeft met diversiteit en cultuurverschillen. 
Tijd: 5 minuten
Klaar: Bespreek de ervaring met je medestudent. Luister naar zijn of haar ervaring. 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitgangspunt in de zorg
De cliënt/persoon staat centraal, je biedt persoonsgerichte zorg die afgestemd is op de persoon die je voor je hebt. Er staat centraal wat de persoon allemaal nog kan en wat iemand belangrijk vindt in zijn dagelijks leven. Je werkt samen met de naastbetrokkenen (familie/mantelzorgers/vrijwilligers)

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Belangrijke begrippen
  • Beperking: een blijvende (permanente) of tijdelijke belemmering in het functioneren. Een beperking kan lichamelijk zijn, mentaal of een combinatie van beide
  •  Stoornis: een stoornis is een afwijking in de bouw of de werking van het lichaam of van de geest. (bijv. Epilepsie)
  • Aandoening: een aandoening is een kwaal of ziekte in een bepaald deel van het lichaam of van de geest (bijv. Diabetes) 
  • Syndroom: een combinatie van verschijnselen die samen één aandoening of ziektebeeld vormen (bijv. Syndroom van Down)
  • Symptoom: een kenmerk of klacht waaraan je een ziekte kunt herkennen
  • Ziektebeeld: Een verzameling van symptomen die samen de inhoud en het verloop van de ziekte tonen. 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar denken jullie aan bij een lichamelijke beperking?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht
Wat is het belangrijkste wat je medestudenten over onderstaande lichamelijke beperkingen moeten weten?
Zintuigelijke beperkingen
Motorische beperkingen
Orgaanbeperking
Neurologische beperking
5 minuten presentaties van de poster

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Pauze
Pauze

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verstandelijke beperking
Definitie van verstandelijke beperking;
Er is sprake van duidelijke beperkingen in zowel het intellectuele functioneren als het aanpassingsvermogen. 
De beperkingen treden op voor de leeftijd van achttien jaar.

Slide 20 - Diapositive

De ‘duidelijke beperking in het intellectuele functioneren’ wijst op beperkingen in de intelligentie ofwel het verstand. De persoon heeft (grote) problemen bij het leren, denken en onthouden van zaken. Het gaat hierbij om theoretische en praktische kennis. Jezelf kunnen aankleden bijvoorbeeld stelt eisen aan je motorische vaardigheden, maar ook dat je de volgorde van kleding aantrekken moet onthouden en daarvan de logica kunt inzien.

De beperking in het aanpassingsvermogen wil zeggen dat iemand niet voldoet aan de normen die horen bij de leeftijd. Er wordt dan gekeken naar sociale vaardigheden, verantwoordelijkheden, communicatie, onafhankelijkheid en zelfredzaamheid. Bij al deze zaken heb je een goed begrip van de situatie nodig om juist te reageren. Je moet bovendien begrijpen wat een gepaste reactie is en wat niet. Iemand met een verstandelijke beperking kan dit niet of niet goed, hij heeft er moeite mee zelfstandig te functioneren en verantwoordelijkheid te dragen.

Indeling van mensen met een verstandelijke beperking
  • Op basis van IQ

  • Indeling naar niveaus
- lichte verstandelijke beperking
- matig verstandelijke beperking
- ernstige verstandelijke beperking
- zeer ernstige verstandelijke beperking

Naast IQ steeds meer aandacht voor het adaptief vermogen (gekoppeld aan ervaringsfasen)

Slide 21 - Diapositive

Een indeling op basis van het IQ alleen zegt niet zoveel. Er is meer dan alleen het ‘verstandelijk functioneren’. Er is ook het aanpassingsvermogen en de mate waarin iemand zelfstandig kan functioneren.
Fases
• Lichaamsgebonden ervaringsfase 
Vooral zintuigelijk en lichamelijk
• Associatieve ervaringsfase
Kan verbanden leggen tussen personen, gebeurtenissen en voorwerpen
• Structurerende ervaringsfase
Leert betekenis te geven aan de verbanden uit de associatieve ervaringsfase
• Vormgevende ervaringsfase
Kan zelf ideeën hebben, plannen maken en plannen vormgeven. Kan abstract denken en communiceren

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht
In hoofdstuk 4 zijn de verschillende verstandelijke beperkingen verder uitgewerkt, ook staan er een aantal benaderingswijzen. Bedenk bij elke benaderingswijze een casus waarbij je deze benadering toepast 

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Cliënten met een sociale hulpvraag

Er zijn cliënten die door omstandigheden een sociale hulpvraag hebben:
- Dak- en thuislozen
- Cliënten in een justitiële inrichting 
- Asielzoekers

Welke werkplek past hierbij als zorgverlener?/Waar kom je deze cliënt tegen?
Lees voor jezelf de benaderingswijzen die je hierbij in zou kunnen zetten.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

psycho-educatie
kennis delen 

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is psycho-educatie

Slide 26 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Het geven van voor


Psycho-educatie is het geven van voorlichting en advies aan cliënten binnen de zorg- en hulpverlening over hun psychische problemen. 

Niet alleen cliënten worden begeleid, ook de naasten worden in het proces meegenomen. 

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

drie fasen
Fase 1: weten, de cliënt krijgt passende informatie en verdiept zich hierin. 
Fase 2: accepteren, met ondersteuning van de informatie leert de cliënt de situatie te aanvaarden
fase 3: handelen, met verkregen kennis en inzicht past de cliënt zich praktisch aan de situatie aan.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vier vuistregels bij het geven van informatie
  1. Stem je communicatie af op degene aan wie je informatie geeft
  2. Kies passende hulpmiddelen en bekijk ze
  3. Controleer altijd of de informatie is overgekomen
  4. Vraag zo nodig specialisten om ook informatie te geven.

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions