Thema 3 - les 9 - themawoorden helden en idolen

lesdoel

Ik leer woorden bij het thema zorgen voor elkaar.
Ik krijg tips om de betekenis van een woord te vinden.
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

lesdoel

Ik leer woorden bij het thema zorgen voor elkaar.
Ik krijg tips om de betekenis van een woord te vinden.

Slide 1 - Diapositive

samen lezen
Taalboek bladzijde 70

Slide 2 - Diapositive

bijleggen
Het goedmaken na een ruzie
werkwoord



De vrienden hadden erge ruzie, maar ze hebben het bijgelegd.
TT
VT
ik leg bij
hij leg bij
wij leggen bij
Ik legde bij
Hij legde bij
Wij legden bij
Ik heb het bijgelegd.

Slide 3 - Diapositive

genezen
Beter worden of iemand beter maken.
werkwoord



Als artsen genezen veel mensen. Dan zijn ze blij.
TT
VT
ik genees
hij geneest
wij genezen
Ik genas
Hij genas
Wij genazen
Ik ben/heb genezen

Slide 4 - Diapositive

geruststellen
Kalmeren, sussen.
werkwoord



Haar moeder kon haar gelukkig geruststellen.
TT
VT
ik stel gerust
hij stelt gerust
wij stellen gerust
Ik stelde gerust
Hij stelde gerust
Wij stelden gerust
Ik ben/heb gerustgesteld

Slide 5 - Diapositive

meeleven
Laten merken dat je aan iemand denkt als hem of haar iets overkomt.
werkwoord



Wij leefden mee met onze buren en lieten dat merken door een kaartje te sturen.
TT
VT
ik leef mee
hij leeft mee
wij leven mee
Ik leefde mee
Hij leefde mee
Wij leefden mee
Ik heb meegeleefd.

Slide 6 - Diapositive

ondersteunen
Iemand helpen die het moeilijk heeft.
werkwoord



Mijn moeder ondersteunde de buren, door elke dag wat eten te brengen.
TT
VT
ik ondersteun
hij ondersteunt
wij ondersteunen
Ik ondersteunde
Hij ondersteunde
Wij ondersteunden
Ik heb ondersteund.

Slide 7 - Diapositive

de ontmoeting
Contact met iemand krijgen

.


De ontmoeting met de nieuwe buurjongen was erg leuk. Sindsdien zijn wij elkaars beste vrienden.

Slide 8 - Diapositive

de relatie
De band tussen mensen. Ze zijn bijvoorbeeld familie van elkaar.

.


Wij hebben een goede relatie met onze buren. Zij hebben ons geholpen met de verbouwing.

Slide 9 - Diapositive

zich richten op
Iemand of iets aandacht geven.
werkwoord



De juf richt zich helemaal op de kinderen, door altijd mooie lessen te maken.
TT
VT
ik richt me op
hij richt zich op
wij richten ons op
Ik richtte mij op
Hij richtte zich op
Wij richtten ons op

Slide 10 - Diapositive

in verband met
Vanwege, door
afkorting i.v.m.
.


In verband met ziekte van onze voetbaltrainer, gaan de lessen vandaag niet door.

Slide 11 - Diapositive

verbinden
Er verband op of omheen doen
werkwoord



Ik heb mijn arm gekneusd en daarom moest mijn moeder mijn arm verbinden.
TT
VT
ik verbind
hij verbindt
wij verbinden
Ik verbond
Hij verbond
Wij verbonden
Ik heb/ben verbonden

Slide 12 - Diapositive

verrichten
iets doen
werkwoord



Jullie hebben vrijdag prachtig werk verricht. Ik vond jullie Andy Warhol zelfportretten heel erg mooi.
TT
VT
ik verricht
hij verricht
wij verrichten
Ik verrichtte
Hij verrichtte
Wij verrichtten
Ik heb verricht

Slide 13 - Diapositive

ergens vierkant achter staan.
Het ergens helemaal mee eens zijn.
afkorting i.v.m.
.


Ik sta helemaal vierkant achter mijn vriend. Hij heeft niet gelogen.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Question de remorquage

Wat kan dit woord betekenen?
  • de initiatiefnemer
  • vergaderdatum
  • ondernemingsraad
  • vrijwilligerswerk

Slide 17 - Diapositive

Wat kan dit woord betekenen?
  • bijleggen
  • meeleven
  • ondersteunen
  • geruststellen

Slide 18 - Diapositive

Bij welke zin hoort het woord
bijleggen
A
"Wees maar niet bang, die prik doet geen pijn."
B
"Naar voor je. Ik hoop dat ze gauw beter is."
C
"Ik wil geen ruzie. Zullen we het weer goedmaken?"
D
"Als je die som moeilijk vindt, help ik je."

Slide 19 - Quiz

Bij welke zin hoort het woord
meeleven
A
"Wees maar niet bang, die prik doet geen pijn."
B
"Naar voor je. Ik hoop dat ze gauw beter is."
C
"Ik wil geen ruzie. Zullen we het weer goedmaken?"
D
"Als je die som moeilijk vindt, help ik je."

Slide 20 - Quiz

Bij welke zin hoort het woord
ondersteunen
A
"Wees maar niet bang, die prik doet geen pijn."
B
"Naar voor je. Ik hoop dat ze gauw beter is."
C
"Ik wil geen ruzie. Zullen we het weer goedmaken?"
D
"Als je die som moeilijk vindt, help ik je."

Slide 21 - Quiz

Bij welke zin hoort het woord
geruststellen
A
"Wees maar niet bang, die prik doet geen pijn."
B
"Naar voor je. Ik hoop dat ze gauw beter is."
C
"Ik wil geen ruzie. Zullen we het weer goedmaken?"
D
"Als je die som moeilijk vindt, help ik je."

Slide 22 - Quiz

Vervang het woord met een streep eronder door een synoniem!
richt mij tot
stond ik vierkant achter
relatie
in verband met
ontmoeting
verrichten

Slide 23 - Question de remorquage

Vervang het woord met een streep eronder door een synoniem!
richt mij tot
stond ik vierkant achter
relatie
in verband met
ontmoeting
verrichten

Slide 24 - Question de remorquage

Vervang het woord met een streep eronder door een synoniem!
richt mij tot
stond ik vierkant achter
relatie
in verband met
ontmoeting
verrichten

Slide 25 - Question de remorquage

Wat hoort bij elkaar?
ergens een verband omdoen
iemand beter maken
iemand tegenkomen
een ruzie uitpraten
een ontmoeting
genezen
bijleggen
verbinden

Slide 26 - Question de remorquage

Maak de zin af.
gebruik het woord genezen

Slide 27 - Question ouverte

klaar

nu gaan we door naar de volgende les.

Slide 28 - Diapositive