HAVO 2 par 3.1 LES 1 wat is de vraag

PARAGRAAF 3.1
Wat is de vraag?
LES 1
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

PARAGRAAF 3.1
Wat is de vraag?
LES 1

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
  • wat is een markt
  • wat is het verschil tussen een concrete en een abstracte markt 
  • wat is de vraagzijde van de markt
  • hoe reken je met de vraagfunctie

Slide 2 - Diapositive

Soorten markten
Een markt is het geheel van VRAAG en AANBOD

Concrete markt: 
Een plaats waar kopers en verkopers bij elkaar komen om goederen te verhandelen.
Abstracte markt: 
Vragers en aanbieders zijn niet op één plek bij elkaar. 

Slide 3 - Diapositive

Consumenten
Consumenten zorgen voor de vraag naar producten.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Wat voor soort markt is de Haagse Markt?
A
Abstracte markt
B
Concrete markt

Slide 6 - Quiz

Wat voor soort markt is de Oliemarkt
A
Abstracte markt
B
Concrete markt

Slide 7 - Quiz

Betalingsbereidheid
Betalingsbereidheid : Wat kopers maximaal voor een product willen of kunnen betalen.

Dat kan per koper verschillen!
Jij vindt het heel normaal om een spel voor je playstation te kopen maar iemand anders kan datzelfde spel veel te duur vinden.
 

Slide 8 - Diapositive

Stel er komt een nieuwe IPhone op de markt. Hoeveel zou jij ervoor over hebben?

Slide 9 - Question ouverte

de Vraag
De hoeveelheid die alle consumenten (klanten) samen van een product of dienst willen kopen

Slide 10 - Diapositive

Prijs en Vraag
De prijs van een product en de vraag naar een product hebben met elkaar te maken.
Men zegt dan ook wel:
"Ze hangen met elkaar samen"

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Wat gebeurt er met de verkoop van een product als de prijs van dat product stijgt?
STIJGT
DAALT

Slide 13 - Sondage

Vraaglijn
De vraag naar producten bij verschillende prijzen teken je met de vraaglijn.
Je ziet dan hoe de vraag reageert op een verandering in de prijs.

Slide 14 - Diapositive

Vraaglijn
Als de prijs hoog is, wordt er minder gekocht.
Als de prijs laag is, wordt er meer gekocht.

De vraaglijn loop daardoor van boven naar beneden

Slide 15 - Diapositive


Bij een vraaglijn is er altijd een negatief verband. Hoe hoger de prijs, hoe minder mensen het product willen hebben.

De lijn loopt dus altijd naar beneden.
Formule voor deze vraaglijn:
-6 P + 900
Let op! P is de onbekende

Slide 16 - Diapositive



Ezelsbruggetje:

Van de vraaglijn kan je een V maken.

Slide 17 - Diapositive

Vraaglijn

Stappen om vraaglijn te tekenen:

1) Let er op dat de p-as verticaal en de q-as horizontaal getekend wordt.

2) Berekenen snijpunt met p-as: qv = 0  

Welke prijs hoort daar bij?

3) Berekenen snijpunt met q-as: p = 0

Welke hoeveelheid (q) hoort daar bij?


Hoe je stap 2 en 3 kan berekenen, zien we met de vraagfunctie

Slide 18 - Diapositive

Vraagfunctie
De vraag naar een product bij verschillende prijzen kan je berekenen met de vraagfunctie.
De vraagfunctie is een formule die aangeeft wat de vraag naar een product is bij de verschillende prijzen.
Via de vraagfunctie kan je een vraaglijn tekenen. 

Slide 19 - Diapositive

Vraagfunctie
De formule van de vraagfunctie :   Qv = -aP + b
Qv = gevraagde hoeveelheid (hoeveel producten koopt men)
P = de prijs (wat is de prijs van het product)
a = hoe verandert de vraag op een verandering van de prijs
b = dit deel is niet afhankelijk van de prijs (bijvoorbeeld: wat de prijs ook is, brood koop je altijd)

Slide 20 - Diapositive

Vraagfunctie berekenen
  • Vraagfunctie:    qv= -0,2p + 75

  • Als de prijs € 200 is, hoeveel producten worden er dan gekocht. Wat is dus dan de vraag?
  • Vul de formule in!

Slide 21 - Diapositive

Vraagfunctie berekenen
  • Vraagfunctie: qv= -0,2p + 75

  • De prijs (p) =  € 200 
  • Qv (dit is de vraag) = (-0,2 x 200) + 75
  • Qv =  -40 + 75  
  • Qv = 35 
  • Dus bij een prijs van € 200 worden er 35 producten verkocht

Slide 22 - Diapositive

De vraagfunctie is: Qv = -2p + 400
Hoeveel stuks worden er gekocht als de prijs € 0 is
A
0
B
400 : 2 = 200
C
400
D
150

Slide 23 - Quiz

Vraagfunctie: qv = -0,4p + 50. Wat is de gevraagde hoeveelheid als de prijs €100 is?
timer
3:00

Slide 24 - Question ouverte

De vraaglijn wordt gegeven door:
Qv = -2p + 500
Wat is de vraag bij p = 100?
A
Vraag = 700
B
Vraag = 500
C
Vraag = 300
D
Vraag is 200

Slide 25 - Quiz

In welke mate zijn de lesdoelen behaalt?
0100

Slide 26 - Sondage

Zijn er nog vragen en/of onduidelijkheden?

Slide 27 - Question ouverte

Oefenen en huiswerk
Maak de vragen 2, 3, 4, 5, 6 en 7 van paragraaf 3.1
Wat niet af is, is huiswerk

Slide 28 - Diapositive